Bachelor of Science in de diergeneeskunde

De dierenarts van de 21ste eeuw houdt zich minder bezig met het individuele dier (behalve bij de gezelschapsdieren) dan wel met de gezondheid van de groep en de preventie van besmettelijke ziekten. Een belangrijke taak voor de moderne dierenarts heeft te maken met de productiewijze en de veiligheid van voedsel.

bacheloropleiding
3 jaar 180 studiepunten
Faculteit Diergeneeskunde
Nederlands
Brochure downloaden  
Over de opleiding
Programma
Informeer je
Vlot van start
Verder studeren

Inhoud

De opleiding leidt vooral dierenartsen op die in de parktijk dieren gaan verzorgen. De zorg voor het individuele dier vinden we terug bij gezelschapsdieren en paarden. Hier zien we een gelijkaardige evolutie als in de humane gezondheidszorg met verdere verdieping in specifieke disciplines. Bij de intensieve teelt van landbouwhuisdieren is het doel het voortbrengen van gezond en veilig voedsel voor de mens. De nadruk ligt op de gezondheid van groepen dieren en op ziektepreventie. De dierenarts treedt binnen een landbouwbedrijf vooral op als bedrijfsadviseur, voor wie gezondheid en economie hand in hand gaan. Ten slotte vervult de dierenarts in het kader van de veterinaire volksgezondheid een belangrijke taak als bewaker van de voedselveiligheid.

Aandachtspunten

Om te kunnen starten met de opleiding Bachelor in de diergeneeskunde moet vanaf academiejaar 2023-24 geslaagd (en gunstig gerangschikt) zijn voor het toelatingsexamen diergeneeskunde.

Voor wie

Als je diergeneeskunde wil studeren, moet je beschikken over een diploma secundair onderwijs, slagen én gunstig gerangschikt zijn voor het toelatingsexamen.

Het toelatingsexamen maakt duidelijk dat er voor fysica, wiskunde, chemie en biologie een grondige voorkennis verwacht wordt. De wetenschappelijke opleiding van de dierenarts houdt in dat de kennis zich niet beperkt tot ‘wat is de diagnose’ en ‘hoe te behandelen’, maar ook dat het ‘waarom’ diepgaand wordt bestudeerd. Fysieke en motorische factoren (bv. spierkracht, oog-handcoördinatie) alsook gedrevenheid en volharding spelen zowel voor de opleiding als voor het beroep een belangrijke rol. Tot slot beschik je best over goede sociale vaardigheden.

Structuur

  • Bachelor

Het eerste bachelorjaar brengt de basiswetenschappen op universitair peil. Het betreft medische fysica, anorganische en bio-organische chemie. Wiskunde is geen afzonderlijk vak, maar is geïntegreerd in Medische fysica en Statistiek. Je leert de basis van de statistische verwerking van gegevens afkomstig uit het diergeneeskundig onderzoek en je krijgt een introductie rond informatie- en communicatietechnologie. In het eerste semester bestudeer je bovendien de verschillende rassen en komt ethologie en dierenethiek aan bod. Tijdens het hele jaar bestudeer je de evolutie, de diversiteit, de algemene lichaamsbouw en orgaanfuncties van de huisdieren. In het tweede semester kom je te weten uit welke cellen en weefsels een dier is opgebouwd. Ten slotte komen de economische aspecten van de veehouderij en de algemene principes van de veterinaire volksgezondheid aan bod.

In het tweede bachelorjaar zet je de studie van het gezonde dier verder. Je bestudeert de anatomie als rechtstreekse voorbereiding op de klinische vakken van de masterjaren. Je komt te weten hoe normale weefsels en organen functioneren en je krijgt een eerste aanzet wat hierbij kan fout lopen. Je verdiept je kennis over biochemische omzettingen in dierlijke organismen en daarnaast komt een tweede luik veterinaire volksgezondheid aan bod, nl. voedsel- en milieuchemie. Je verwerft inzicht in moleculaire en algemene genetica en in de bioveiligheid en huisvesting van dieren. Tot slot ontwikkel je je klinische en communicatieve vaardigheden.

Het derde bachelorjaar is hoofdzakelijk paraklinisch geïnspireerd. Je verwerft inzicht in heelkunde, de verschillende ziekteverwekkers, de dierenvoeding en het afweersysteem. Je bestudeert afwijkingen van de normale bouw en van de normale functie en ook de embryologische ontwikkeling bij diverse diersoorten. Basisinzichten in de farmacologie, een derde deel van de veterinaire volksgezondheid, een uitbreiding van je vaardigheden en een oriëntatiestage sluiten het derde jaar af.

  • Master

In de eerste twee jaren van de master krijg je een grondige opleiding die het hele domein van de diergeneeskunde bestrijkt. Je bestudeert allerlei ziekten en afwijkingen. Daarnaast gaat er aandacht naar het dier als producent van voedingsmiddelen, de veterinaire wetgeving en deontologie.

Halfweg het tweede masterjaar moet je een eerste keuze maken tussen kleine huisdieren, nutsdieren of paard. In het derde jaar maak je een keuze tussen één van de vijf aangeboden afstudeerrichtingen. Afhankelijk van de afstudeerrichting spendeer je 17 weken (of meer) in de kliniek van de campus (combinatie van dag-, nacht- en weekenddienst) en/of loop je een afstudeerstage bij een praktijkdierenarts of leg je bedrijfsbezoeken af. De masterproeftaken worden over de 3 masterjaren gespreid. Je zal een aantal klinische casussen bespreken en een theoretisch en praktisch klinisch eindexamen afleggen binnen jouw vierde en laatste deel van je masterproef.

Een bachelordiploma geeft ook toegang tot andere dan de hier vermelde masters. Het overzicht vind je op het tabblad ‘Verder studeren’.

Arbeidsmarkt

De tijd dat er te veel dierenartsen waren, ligt al even achter ons. Tegenwoordig zijn er zowel in de praktijk, in de bedrijfswereld als bij onderzoeks- en overheidsinstellingen meer dan voldoende vacatures waardoor de werkloosheidsgraad bij afgestudeerde dierenartsen bijzonder laag is. Door de specifieke opbouw van de opleiding heeft iedere afgestudeerde dierenarts dezelfde uitgebreide basisopleiding achter de rug en tegelijk ook een ruimere theoretische en vooral praktische kennis over een bepaald gebied. Als afgestudeerde kan je daardoor alle kanten uit. De meeste dierenartsen komen in de praktijk terecht. Meestal gaat het om een groepspraktijk waarbij je samenwerkt met verschillende collega’s, vaak bijgestaan door dierenartsassistenten. Je werkt vaak als zelfstandige maar er zijn ook (meer en meer) dierenartsen die als loontrekkende werken. Permanente bijscholing is een must om bij te blijven met de snel evoluerende veterinaire praktijk.