Bachelor of Science in de biowetenschappen
In de opleiding biowetenschappen word je opgeleid tot een industrieel ingenieur in de levende materie. Je wordt expert in toepassingen die te maken hebben met land- en tuinbouw, voedingsindustrie of biotechnologie.
Inhoud
Je krijgt een evenwichtige mix van wiskunde, fysica, chemie en enkele toegepaste biologische vakken met labo’s en excursies. Daarbovenop krijg je vakken die aansluiten bij 1 van de 4 clusters die je kan kiezen: landbouw, tuinbouw, voedingsindustrie of biotechnologie.
- De cluster Landbouwkunde bestudeert hoe voedsel op een duurzame manier geproduceerd kan worden. Daarin komen zowel plantaardige als dierlijke producten aan bod.
- In de cluster Tuinbouwkunde leer je hoe eetbare gewassen zoals groenten en fruit geteeld worden. Bovendien leer je er alles over de productie van kamerplanten en laanbomen, en over de kwaliteitsvolle invulling van stadsgroen en landschap.
- De cluster Voedingsindustrie bestudeert hoe grondstoffen verwerkt worden tot veilige en kwalitatieve voedingsmiddelen.
- In de cluster Biotechnologie leer je allerlei toepassingen van micro-organismen en enzymen. Dat kan bijvoorbeeld gaan over waterzuivering, brouwerij en fermentatie, hernieuwbare grondstoffen of genetische modificatie.
Dit is een opleiding tot industrieel ingenieur. Dat wil zeggen dat studenten biowetenschappen leren om bestaande concepten toe te passen. Dat is het verschil met een opleiding tot bio-ingenieur: daarin leren de studenten om zelf concepten te ontwerpen. Zij leren abstract te denken. Studenten biowetenschappen leggen daarentegen de focus op het ‘hoe’: hoe kan ik een bepaalde techniek toepassen en optimaliseren binnen een bedrijfscontext? Tijdens je studies kom je dan ook erg veel in contact met bedrijven en organisaties, via projecten en stages.
Aandachtspunten
Om te kunnen starten met de opleiding moet je hebben deelgenomen aan een starttoets (verplichte ijkingstoets).
Voor wie
Eigen aan een ingenieursopleiding is de grondigheid waarmee de verschillende wetenschappen bestudeerd worden en met elkaar in verband worden gebracht. De opleiding industrieel ingenieur biowetenschappen is iets voor jou als:
- je interesse hebt voor levende materie en (ingenieurs)wetenschappen
- je graag oplossingen voor praktische problemen zoekt
- je een vooropleiding met minstens 4 uur wiskunde volgde
Structuur
- Bachelor
Tijdens de bachelor krijg je een mix van basisvakken. Biologisch georiënteerde vakken zijn de ruggengraat van de opleiding. Chemie, biochemie, wiskunde, natuurkunde en technologische vakken verbreden je basiskennis. Vanaf het tweede jaar geef je een persoonlijke toets aan je opleiding dankzij de keuzepakketten landbouwkunde, tuinbouwkunde, voedingsindustrie of biotechnologie. Je zin voor initiatief kan je demonstreren tijdens de talrijke projecten, bedrijfsbezoeken en je bachelorproef.
- Master
Na de bachelor, specialiseer je je verder in de masteropleiding. De land- en tuinbouwkunde heeft twee afstudeerrichtingen. Bij plantaardige en dierlijke productie ligt het accent op de voedselproductie van plantaardige en dierlijke oorsprong. In de afstudeerrichting tuinbouwkunde krijg je een diepgaand inzicht in de intensieve plantaardige productie, meer specifiek in de groente-, (sier)boom- en fruitteelt, landschaps- en groenbeheer.
In de master in de biowetenschappen: voedingsindustrie ligt het accent op de verwerking van grondstoffen tot kwaliteitsvolle en veilige voedingsmiddelen. Voedselveiligheid en -kwaliteit zijn zeer complexe begrippen. Erg belangrijk is het inzicht in de productieprocessen van levensmiddelen, in de bederfmechanismen en de mogelijke chemische en microbiële gevaren hieraan verbonden.
In de biochemie komen de technologie van de biochemische bedrijven en de vijf (rode, groene, witte, blauwe en gele) biotechnologiedomeinen evenwichtig aan bod.
Arbeidsmarkt
Als industrieel ingenieur ben je zeker van een job. Meer dan de helft van de studenten heeft al 1 maand na afstuderen een contract op zak.
Afhankelijk van je gevolgde master kan je terecht in uiteenlopende sectoren zoals de voedingsindustrie, de land- en tuinbouwsector, biochemische en biotechnologische productie, brouwerijen, de farmaceutische sector, plantenbiotechnologie en milieutechnologie.
Er is veel behoefte aan ingenieurs in heel verschillende functies: toelevering, productie en verwerking, technische ondersteuning, commerciële functies, kwaliteitscontrole, product- en procesontwikkeling, onderzoek en onderwijs. Ook een zelfstandige carrière als succesvol ondernemer behoort tot de mogelijkheden.
Concrete voorbeelden? Bekijk wat onze afgestudeerde industrieel ingenieurs doen op ikbenindustrieelingenieur.be.
Kwaliteitszorg
Mensen die durven denken over de uitdagingen van morgen, daar streven we naar. Daarom is het onderwijs aan onze universiteit stevig verankerd in zes grote onderwijsdoelstellingen: denk breed, blijf onderzoeken, steun talent, bouw mee, verleg grenzen en kies kwaliteit.
De UGent heeft continu aandacht voor kwaliteitszorg en kwaliteitscultuur. Het UGent-kwaliteitszorgsysteem geeft voor elke opleiding informatie over de troeven van de opleiding, de sterke punten én de werkpunten.
Meer info:
Troeven
- Brede vorming: De opleiding Bachelor of Science in de biowetenschappen stelt zich tot doel studenten maximaal voor te bereiden op een masteropleiding in de biowetenschappen, dit door een sterke wetenschappelijke kennisbasis te geven, met bijzondere aandacht voor de praktische toepassingen. In de bacheloropleiding maken studenten kennis met aspecten van de verschillende masteropleidingen in de biowetenschappen zodat zij een gemotiveerde keuze kunnen maken uit deze verschillende opleidingen. Studenten kunnen geleidelijk een keuze maken naar de voor hen meest geschikte afstudeerrichting door een toenemend aanbod van keuzeopleidingsonderdelen over het geheel van de 3-jarige opleiding.
- Toepassingsgericht: Het bachelordiploma draagt bij tot de vorming van industrieel ingenieurs die vooral gefocust zijn op (bio-industriële, agro-technische en biowetenschappelijke) toepassingen. De bacheloropleiding is doordrongen van deze visie: in de basisopleidingsonderdelen wordt wel de nodig aandacht besteed aan een theoretische basis, maar het hoofddoel is te leren hoe deze theorie praktisch kan toegepast worden. Labo’s en practica zijn dan ook belangrijke componenten in het curriculum.
- Multidisciplinair: De afgestudeerde bachelor is multidisciplinair: hij/zij bezit een toepassingsgerichte kennis van technieken en methodieken die aangewend kunnen worden in een agro-technische en bio-industriële omgeving en in een onderzoeksomgeving. Door deze multidisciplinariteit is de afgestudeerde bachelor maximaal voorbereid voor de aansluitende masteropleiding.
- Multiperspectivisme: In de bacheloropleiding worden studenten geleerd problemen vanuit verschillende invalshoeken te benaderen. Op die manier wordt ook het kritisch denken aangemoedigd. Ook aspecten rond duurzame ontwikkeling komen aan bod.
- Talentontwikkeling van studenten: Binnen de opleiding zorgt men via een aanbod van diverse opleidingsonderdelen voor de ontwikkeling van kennis en wetenschappelijke competenties. Ook maatschappelijke competenties, competenties in communicatie en samenwerking, en ondernemen komen aan bod. Al deze aspecten worden via een verschillende werkvormen (hoorcolleges, labo’s, groepswerk, presenteren, verslagen, enz.) aangebracht zodat studenten hun sterke punten kunnen tonen en hun zwakke punten kunnen bijwerken.
Sterke punten
- Cultuur van permanente kwaliteitszorg: De kwaliteitszorg wordt op verschillende niveaus georganiseerd: op opleidingsniveau via de opleidingscommissie, op facultair niveau via de Commissie Kwaliteitszorg Onderwijs (CKO). Tussen beide is er intensief overleg via maandelijkse vergaderingen. De opleidingscommissie zorgt ook voor het overleg tussen verschillende actoren (studenten en lesgevers) en bewaakt voortdurend de kwaliteit van de opleiding. Deze commissie komt maandelijks samen waardoor bij eventuele problemen en aandachtspunten snel kan worden ingegrepen.
- Studentenparticipatie: De studenten zijn vertegenwoordigd in de verschillende structuren die zorgen voor de kwaliteitsbewaking op het niveau van de opleiding via de opleidingscommissie en op het niveau van de faculteit via de Commissie Kwaliteitszorg Onderwijs (CKO). Er zetelen ook bachelorstudenten in de Participatiecommissie (PACO), een commissie die geheel georganiseerd en gestuurd door studenten uit de bachelor- en masteropleidingen. De agenda van deze commissie wordt volledig bepaald door de studenten zelf. Aandachtspunten die vanuit deze PACO naar voor gebracht worden kunnen door de studentenvertegenwoordigers op de agenda geplaatst worden van de opleidingscommissie.
- Sterk in studie(traject)begeleiding: Voor verschillende basisopleidingsonderdelen is er een goed uitgewerkte monitoraatswerking. Studenten kunnen op vaste uren of na afspraak terecht bij speciaal aangeworven studiebegeleiders voor extra uitleg. Docenten zelf staan ook altijd open voor het geven van extra uitleg, na afspraak met de student(en). Een goed georganiseerde studietrajectbegeleiding helpt studenten persoonlijk met het samenstellen van hun studieprogramma, in overleg met de opleidingsverantwoordelijken. Toekomstige studenten kunnen in september speciaal georganiseerde zomercursussen in de basiswetenschappen volgen. Daarnaast is er in de eerste weken van het academiejaar een speciale facultatieve cursus basiswiskunde die mee ingepland wordt in het lessenrooster, zodat iedere student deze kan meevolgen.
- Gemotiveerd lesgeversteam: De opleiding wordt gedragen door geëngageerde lesgevers voor wie onderwijs de hoofdcomponent of minstens een belangrijk deel is van hun opdracht.
- Aanspreekbaarheid: De lesgevers en hun team staan open voor een persoonlijk contact met de studenten. De relatief kleine lesgroepen en groepen in de practica zorgen voor dit laagdrempelig contact.
Werkpunten
- Internationalisering: Uit het verslag van de peer-leerbezoek blijkt dat internationalisering van de opleiding (buitenlandse ervaring van studenten en docenten) kan verbeteren. Meer en meer studenten volgen reeds in de bacheloropleiding een Erasmus-traject, maar dit aantal zou moeten stijgen. Alhoewel dit niet eenvoudig is op dit niveau (equivalente buitenlandse opleidingen en opleidingsonderdelen vinden, gepaste periodes vinden, enz.) probeert de opleiding studenten hierbij zoveel mogelijk bij te staan. Er wordt hiervoor extra ondersteuning voorzien op facultair niveau en op het niveau van de opleiding. Om studenten die niet naar het buitenland gaan in contact te brengen met de internationale context, voorzien men in sommige opleidingsonderdelen bijvoorbeeld gastsprekers. Ook buitenlandse ervaring voor docenten via bvb. gastprofessoraat blijkt niet altijd eenvoudig door de grote lesopdracht die velen hebben. Extra ondersteuning vanuit de faculteit via bvb. herbekijken van lesopdrachten, flexibelere academische kalender, zal ook hier nodig zijn.
- Talentontwikkeling van lesgevers: Uit het verslag van het peer-leerbezoek komt naar voren dat lesgevers te weinig kansen hebben of krijgen om aan talentontwikkeling te doen. Bij nieuwe aanwervingen worden de onderwijscapaciteiten van de kandidaten, naast hun onderzoekscapaciteiten en wetenschappelijke output, expliciet in rekening gebracht bij de beoordeling van hun dossier. De kwaliteit van de lesgevers is dan ook uitstekend, maar te weinig maken gebruik van de mogelijkheden tot bijscholing. De reden is meestal te zoeken bij het gebrek aan tijd wegens te grote les-opdracht en onderzoeksopdracht. Bij evaluatie van de personeelsleden is de mate van bijscholing nochtans één van de aspecten die in rekening wordt gebracht. Op universitair en facultair niveau worden verschillende bijscholingscursussen i.v.m. nieuwe onderwijsvormen georganiseerd. Om zoveel mogelijk personeelsleden de kans te geven deze te volgen gebeurt dit meerdere keren per academiejaar.
- Profielbewaking: Uit het verslag van het peer-leerbezoek blijkt dat het profiel (= eigenheid) van de opleiding in gedrang zou kunnen komen. Het verschil tussen een opleiding tot bio-ingenieur en een opleiding tot biowetenschapper zou kunnen vervagen. Deze opleiding heeft als doelstelling bachelors af te leveren die maximaal zijn voorbereid op een masteropleiding in de biowetenschappen Het profiel van biowetenschapper moet duidelijk verschillend zijn van het profiel van bio-ingenieur. De eerste is, met de nodige theoretische kennis, meer gericht op de praktijk, terwijl de tweede meer theoretische abstract gericht is. De opleiding streeft naar een duidelijk onderscheid tussen deze twee ingenieursprofielen. De opleiding wil in de verschillende opleidingsonderdelen volgende aspecten voldoende aan bod laten komen: 1) Aandacht hebben voor praktische toepassingen van de geziene leerstof. 2) Mogelijkheid bieden tot toepassen van geziene leerstof en verwerven van geziene leerstof door genoeg labo’s, practica en praktijkgerichte thesissen aan te bieden. 3) Door gepaste werkvormen (activerend onderwijs dat studenten aanzet tot studeren en de interesse aanwakkert, gebruik van ICT in hoorcolleges en practica) rekening houden met de aard van de studenten die voor deze opleiding gekozen hebben. 4) Monitoraat voor studenten verder uitbreiden. Intensifiëring van de contacten met de collega’s uit de masteropleidingen en uit de bacheloropleidingen tot bio-ingenieur moet ervoor zorgen dat de goede voorbereiding tot de opleidingen tot biowetenschapper gewaarborgd blijft en het verschil tussen deze opleiding en de andere opleidingen meer tot uiting komt.
Deze opleiding is geaccrediteerd door de NVAO, de accreditatie werd verlengd onder het positief besluit instellingsreview in 2022. De kwaliteit van deze opleiding werd gevalideerd door een kwaliteitstoets in de vorm van een screening door het Onderwijskwaliteitsbureau. Het borgingsbesluit vind je hier.
Deze informatie werd laatst bijgewerkt op 10/07/2024.
Heb je vragen of suggesties over deze publieke info, neem dan contact op met de opleiding.