Master of Arts in het tolken: combinatie van ten minste twee talen (Nederlands, Duits, Russisch)
De master maakt je vertrouwd met diverse tolktechnieken: consecutief tolken met en zonder notities, vertalen van het blad, fluistertolken en gesprekstolken. Dat doe je zowel in het Nederlands als in de vreemde taal. Verscheidene werkvelden worden grondig uitgediept: bedrijfstolken, sociaal tolken, medisch tolken en gerechtelijk tolken. Je wordt vertrouwd gemaakt met theoretische inzichten en werkwijzen.
master-na-bacheloropleiding
1 jaar 60 studiepunten
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte
Nederlands
Brochure
downloaden
Over de opleiding
Programma
Informeer je
Vlot van start
Na je studies
Cursus | Ref | MT1 | Semester | Taal | Lesgever | SP |
---|---|---|---|---|---|---|
|
1
|
sem 1
|
nl
|
Sarah Van Hoof
|
5
|
|
|
1
|
sem 1
|
nl
|
Jelena Vranjes
|
4
|
|
|
1
|
sem 1
|
nl
|
Bart Defrancq
|
3
|
|
|
1
|
sem 2
|
nl
|
Katrijn Maryns
|
3
|
|
Cursus | Ref | MT1 | Semester | Taal | Lesgever | SP |
---|---|---|---|---|---|---|
|
1
|
sem 1
|
de,nl
|
Jelena Vranjes
|
6
|
|
|
1
|
sem 2
|
de,nl
|
Jelena Vranjes
|
5
|
|
Cursus | Ref | MT1 | Semester | Taal | Lesgever | SP |
---|---|---|---|---|---|---|
|
1
|
sem 1
|
nl
|
Piet Van Poucke
|
3
|
|
|
1
|
sem 1
|
ru,nl
|
Elena Ivobotenko
|
4
|
|
|
1
|
sem 2
|
ru,nl
|
Elena Ivobotenko
|
4
|
|
Op te nemen: 3 studiepunten uit 1 module uit de onderstaande lijst.
Na goedkeuring door de faculteit.
Op te nemen: 3 studiepunten te selecteren uit de onderstaande lijst.
Cursus | Ref | MT1 | Semester | Taal | Lesgever | SP |
---|---|---|---|---|---|---|
|
1
|
|
|
|
3
|
|
|
1
|
sem 2
|
de,nl
|
Christophe Wybraeke
|
3
|
|
|
1
|
sem 2
|
nl,en
|
David Chan
|
3
|
|
|
1
|
sem 2
|
nl,fr
|
Laurence Swaelens
|
3
|
|
Op te nemen: 3 studiepunten te selecteren uit het aanbod van de Faculteit, van UGent (waaronder de universiteitsbrede keuzevakken) of van een andere universiteit van de Vlaamse Gemeenschap. Na goedkeuring door de faculteit.
Cursus | Ref | MT1 | Semester | Taal | Lesgever | SP |
---|---|---|---|---|---|---|
|
1
|
jaar
|
nl,en
|
Christophe Wybraeke
|
5
|
|
Cursus | Ref | MT1 | Semester | Taal | Lesgever | SP |
---|---|---|---|---|---|---|
|
1
|
jaar
|
nl
|
June Eyckmans
|
15
|
|
Competentiegebied 1: Competentie in één of meerdere wetenschappen
- Inzicht hebben in de Afrikaanse taalkunde: taalfamilies, verschillende Afrikaanse taalstructuren, en de geschiedenis van de discipline.
- Diverse periodes en onderzoeksgebieden (Pre- en protohistorie, Provinciaal-Romeins, en middeleeuwen en vroegmoderne tijd, Griekse en klassiek Romeinse archeologie, archeologie van het Oude Nabije Oosten, natuurwetenschappen) duiden.
- De kernbegrippen (zoals bijvoorbeeld morele waarden en normen, deugd en plicht, motivatie, morele emoties), theorieën en theoretische referentiekaders, methoden en technieken (zoals bijvoorbeeld kwalitatief, kwantitatief en experimenteel onderzoek) van de moraalwetenschap kennen en gebruiken.
- De grammaticale structuur van het Kiswahili en Lingála beheersen en over een elementaire spreekvaardigheid beschikken in de twee talen, als generatieve basis voor de verwerving van actieve competentie in deze en andere Bantoe-talen.
- Kernbegrippen van de archeologie correct hanteren en de oorsprong en ontwikkeling van de archeologische discipline duiden.
- Inzicht hebben in verwante wetenschappen (zoals bijvoorbeeld geschiedenis, economie, politicologie, recht, culturele antropologie, psychologie) en hun belang voor de ethische en moraalwetenschappelijke reflectie kunnen duiden (interdisciplinariteit).
- De geschiedenis, genres en technieken van de literaturen van Afrika kennen en plaatsen in de wereldliteratuur.
- Actuele evoluties en recente theorievorming verbinden met de voornaamste archeologische verklaringsmodellen, culturele processen en historische ontwikkelingen.
- Oriënterend inzicht hebben in klassieke en actuele ethische problemen en hun structuur en belang kunnen duiden (zoals bijvoorbeeld rond seksualiteit, rechtvaardigheid).
- Inzicht hebben in de culturen en cultuurbeschrijving van Afrika en de diaspora.
- Inzicht hebben in de sociale, politieke en culturele context van de archeologische interpretatie, m.a.w. weten dat archeologische interpretatie samenhangt met de maatschappij waarin men vandaag beweegt.
- Oriënterend inzicht hebben in de geschiedenis en in de hoofddiscussies binnen de wijsbegeerte in het algemeen en in de ethiek (zoals bijvoorbeeld consequentialisme, deontologie, contracttheorie, deugdenethiek) en de moraalwetenschap in het bijzonder (interactie ethiek en cultuur- en gedragswetenschappen).
- De geografische en politieke structuren van Afrika globaal kunnen analyseren, met bijzondere aandacht voor de Noord-Zuid problematiek en de globalisering.
- De relatie tussen de praktijk van het archeologisch onderzoek en de institutionele en beleidsmatige context begrijpen (ruimtelijke ordening, archeologische monumentenzorg).
- De groei, onzekerheid en ambiguïteit en de mogelijkheden en grenzen van menselijke kennis en (wetenschappelijke en wijsgerige) kennisverwerving appreciëren.
- De geschiedenis van Afrika, haar historiografie en methodologie kennen.
- De voor de opleiding relevante basisbeginselen van de mens- en natuurwetenschappen (geologie, bodemkunde, antropologie...) kennen en hun relatie duiden.
- Inzicht hebben in de vooronderstellingen van (standaard)methoden bij het wijsgerig, ethisch en moraalwetenschappelijk onderzoek van ethische problemen en van het belang daarvan.
- De theorie en praktijk van de antropologie, in het algemeen en met betrekking tot Afrika in het bijzonder, begrijpen en beoefenen.
- Methoden en technieken van archeologisch onderzoek beheersen en verantwoord wetenschappelijk omgaan met de archeologische resten (vondstenmateriaal en sporen).
- Inzicht hebben in de interactie tussen taal, cultuur en maatschappij in Afrika en de diaspora.
- Kritisch en creatief kunnen reflecteren op de inherente pluridisciplinariteit van het vakgebied.
- De interactie tussen taal, cultuur en maatschappij in Afrika en de diaspora kritisch analyseren.
- De complexiteit van een specifiek gebied in eigen archeologisch onderzoek en praktijk uitdiepen.
- Geavanceerde kennis van de moraalwetenschap beheersen en creatief aanwenden bij het ethisch en moraalwetenschappelijk onderzoek van complexe ethische problemen.
- De culturele manifestaties van hedendaagse Afrikaanse samenlevingen en de Afrikaanse diaspora kritisch analyseren.
- Gevorderd inzicht in het archeologische begrippenkader aanwenden om nieuwe en complexe ideeën te analyseren en evalueren.
- Relevante onderdelen van de ondersteunende wetenschappen zelfstandig en kritisch betrekken bij het ethisch en moraalwetenschappelijk onderzoek van complexe ethische problemen (multidisciplinariteit).
- Gevorderd inzicht hebben in de structuren, diversiteit, geschiedenis en ideologieën van Afrikaanse talen.
- Nieuwe en complexe archeologische ideeën kritisch analyseren vanuit historische kaders, maatschappelijke visies en geografische realiteiten.
- In staat zijn om de structuur van complexe en controversiële ethische problemen te analyseren en redeneer- en evaluatiestrategieën kunnen ontwikkelen om standpunten over deze problemen te onderbouwen en evalueren.
- De literaturen van Afrika en de diaspora diepgaand analyseren en contextualiseren.
- Interpretatieve inzichten hanteren bij de analyse van complexe problemen (bv. stratigrafische vraagstukken, ruimtelijke analyses, ...) en op het vlak van archeologisch management.
- Inzicht hebben in meerdere actuele discussies binnen de praktische ethiek (zoals in bioethiek, wereldethiek en sociale ethiek) en deze zelfstandig kunnen aanwenden bij het praktisch-ethisch en moraalwetenschappelijk onderzoek van complexe ethische problemen.
- Kritisch reflecteren op theorieën en stromingen binnen de historiografie van Afrika en de recente debatten hieromtrent.
- Inspelen op de veranderende verhoudingen tussen de praktijk van het onderzoek en de institutionele en legale context van de archeologiebeoefening en in staat zijn beleidssuggesties te leveren.
- Inzicht hebben in de sterktes en zwaktes van de verschillende scholen, paradigma?s en onderzoekstradities binnen de praktische en meta-ethiek.
- Kritisch reflecteren op de theorie en praktijk van de antropologie, in het algemeen en met betrekking tot Afrika in het bijzonder.
- Mens- en natuurwetenschappen origineel hanteren bij onderzoek of professionele activiteiten (multidisciplinariteit).
- Constructief en innovatief omgaan met bestaande theorieën en inzichten bij het ethisch en moraalwetenschappelijk onderzoek van complexe ethische problemen.
- De theorievorming met betrekking tot postkolonialiteit en globalisering kritisch verwerken.
- Zelfstandig methodes en technieken toepassen en wetenschappelijk archeologische resten verzamelen, documenteren, analyseren en bewerken.
- Een receptieve en productieve kennis van het Russisch en van een of twee moderne Zuidoost-Europese talen op intermediair niveau hebben en gebruiken.
- De basisbegrippen en methodes van de slavistiek en Oost-Europakunde maar ook de centrale feiten uit de (cultuur)geschiedenis, literatuur en historische taalkunde van de Oost-Europese landen kennen en gebruiken.
- Een degelijke receptieve kennis van het Oud- en Kerkslavisch in zijn hoofdvarianten hebben.
- De ondersteunende wetenschappen (literatuurwetenschap, historische taalkunde, geschiedenis, antropologie) aanwenden.
- Het voorlopige karakter van kennis door kritische oppositie van opinies, stellingen, hypothesen op gebied van de slavistiek en Oost-Europakunde inzien.
- Geavanceerde en geïntegreerde actuele (cultuur)historische kennis van de volgende gebieden: Rusland, Zuidoost-Europa, of Slavische filologie en sociaal historische taalkunde hebben en deze kennis toepassen bij het oplossen van wetenschappelijke problemen.
- Een gevorderde receptieve en productieve kennis van het Russisch en / of van een of twee moderne Zuidoost-Europese talen hebben en gebruiken.
- Een gevorderde receptieve kennis van het Oud- en Kerkslavisch in zijn hoofdvarianten hebben.
- De (cultuur)historische kennis over Oost-Europa in de context van naburige talen en culturen toepassen bij de oplossing van wetenschappelijke vraagstukken.
- De ondersteunende wetenschappen (literatuurwetenschap, historische taalkunde, geschiedenis en antropologie) in zelfstandig onderzoek integreren.
- Verschillende opinies, stellingen, hypothesen op gebied van de slavistiek en Oost-Europakunde verwerken en productief aanwenden bij zelfstandig onderzoek.
- Actuele kennis van paradigmata en standaardmethoden in de slavistiek en de Oost-Europakunde kritisch en creatief hanteren bij wetenschappelijk onderzoek.
- Over geavanceerde kennis van de literatuurwetenschap beschikken - zowel algemeen als taalspecifiek - en die creatief inzetten bij de studie van complexe letterkundige verschijnselen of bij een praktijkgericht onderzoek betreffende letterkundige verschijnselen
- In staat zijn om verwante wetenschappen (kunstwetenschappen, theaterwetenschap, taalkunde) zelfstandig en kritisch te betrekken bij de analyse van complexe letterkundige problemen of bij een praktijkgericht onderzoek betreffende letterkundige verschijnselen
- In staat zijn om ondersteunende wetenschappen (sociologie, communicatiewetenschappen, psychologie, filosofie, historiografie) zelfstandig en kritisch te betrekken bij de analyse van complexe letterkundige problemen of bij een praktijkgericht onderzoek betreffende letterkundige verschijnselen
- In staat zijn om behalve de overgeleverde kennis (bijv. uit handboeken) ook kennis uit actuele discussies (bijv. in de pers, in tijdschriften, op internetfora, …) zelfstandig en kritisch te betrekken bij de studie van complexe letterkundige kwesties of bij een praktijkgericht onderzoek betreffende letterkundige verschijnselen
- Bepaalde paradigmata (bijv. literaire theorieën) toepassen, de beperkingen ervan inzien, en daarvoor creatieve oplossingen vinden
- Constructief en innovatief omgaan met standaardmethoden (bijv. tekstanalyse, verwerken van secundaire literatuur) bij de studie van complexe letterkundige problemen of bij een praktijkgericht onderzoek betreffende letterkundige verschijnselen
- De kernbegrippen, theorieën, theoretische referentiekaders, verklaringsmodellen, methoden en technieken van de Kunstwetenschappen geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen kennen en gebruiken.
- De belangrijkste stromingen en ontwikkelingen in de Beeldende Kunst en de Architectuur of de Podium – en Mediale Kunsten en de Muziek begrijpen en verklaren.
- Inzicht hebben in verwante wetenschappen en hun belang duiden in relatie tot de Kunstwetenschappen.
- Inzicht hebben in de eigen aard van de Kunstwetenschappen (theorievorming, analyse, informatieverwerving) en de wetenschappelijke praktijk.
- Inzicht hebben in de methoden van de Kunstwetenschappen - historisch, systematisch, comparatief, diachronisch - en het belang daarvan.
- Het beheersen van een referentiekader gebaseerd op audiovisuele perceptie van kunst.
- Een beredeneerd, kritisch standpunt kunnen innemen m.b.t. artistieke kwaliteit.
- De geavanceerde kennis van de gekozen major in de Kunstwetenschappen (Beeldende Kunst of Architectuur, Interieur en Monumentenzorg of Muziek of Podium- en Mediale Kunsten) creatief toepassen bij de oplossing van complexe wetenschappelijke problemen.
- Verwante wetenschappen kritisch en zelfstandig aanwenden bij complexe onderzoeksproblemen (multidisciplinariteit).
- Actuele discussies in de gekozen major in de Kunstwetenschappen zelfstandig en creatief aanwenden bij complexe wetenschappelijke problemen.
- Paradigmata en methoden in de gekozen major in de Kunstwetenschappen innovatief hanteren bij wetenschappelijk onderzoek.
- Parate kennis hebben van het historische begrippenkader en de belangrijkste historische feiten en historische verklaringen.
- Inzicht hebben in de epistemologie van de geschiedschrijving en de wetenschappelijke praktijk.
- Een referentiekader hebben van de geschiedenis van de Nederlanden en België in een internationale context.
- Een referentiekader bezitten van de diverse historische periodes: pre- en protohistorie, klassieke oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne en hedendaagse tijd.
- Basiskennis hebben van modellen uit de sociale en historische wetenschappen met inbegrip van sociologie, filosofie, literatuurwetenschappen, recht, politieke wetenschappen, communicatiewetenschappen en economie.
- Inzicht hebben in de methodologie van de geschiedenis.
- Basiskennis hebben van de diversiteit aan bronnen en wetenschappelijke literatuur voor een historisch onderzoek en de specifieke expertise vereist om bronnen te lezen en te interpreteren.
- Gevorderd inzicht in het historische begrippenkader aanwenden om nieuwe en complexe ideeën te analyseren en evalueren.
- Nieuwe en complexe geschiedkundige inzichten analyseren vanuit de epistemologie van de geschiedschrijving, maatschappelijke visies en ethische opvattingen.
- Inzichten in de geschiedenis van België en/of Europa en/of de wereld kritisch hanteren bij de analyse van complexe problemen en onderzoeksuggesties leveren.
- Geschiedenis van een bepaald tijdvak of thema kritisch benaderen.
- Basiskennis van de randwetenschappen bij onderzoek en/of professionele activiteiten origineel gebruiken en uitdiepen.
- Geschiedeniswetenschappelijke onderzoeksmethodologie bij onderzoek of professionele activiteiten aanwenden.
- Algemeen inzicht hebben in de literatuur van het vakgebied en bronnen origineel en creatief gebruiken.
- De principes en de deelgebieden van strategische bedrijfscommunicatie kennen.
- Diepgaand wetenschappelijk inzicht toepassen in de studie van het diachrone taalsysteem en de taalevolutie.
- Diepgaand wetenschappelijk inzicht toepassen in de specifieke eigenschappen en de geschiedenis van de taal en de literatuur.
- Actief en kritisch literatuurwetenschappelijke en taaltheoretische analysemethodes evalueren en inzetten bij het benaderen van nieuwe problemen in de historische taal- en letterkunde.
- De gekozen talen en literaturen vergelijken en hun wederzijdse beïnvloeding en dialoog analyseren.
- Historische fenomenen en processen van filosofische, culturele en socio-politieke aard in het bestudeerde taalgebied kritisch evalueren.
- Verwante en ondersteunende wetenschappen kritisch betrekken bij het historisch-taalkundig of -letterkundig onderzoek.
- Intermediaire kennis bezitten van een moderne en klassieke variant van een Oosterse taal en deze kennis gebruiken: • Arabistiek en islamkunde: Intermediaire kennis bezitten van Modern en Klassiek Arabisch en deze kennis gebruiken. • India: Intermediaire kennis bezitten van Hindi en Sanskrit en deze kennis gebruiken. • China (China + UGent): Intermediaire kennis bezitten van Modern en Klassiek Chinees en deze kennis gebruiken. • Japan: Intermediaire kennis bezitten van Modern en Klassiek Japans en deze kennis gebruiken.
- Kennis hebben van de culturele (= historische, literaire, religieus-filosofische en maatschappelijke) context waarbinnen de bestudeerde talen hun relevantie kennen, en deze kennis gebruiken.
- Inzicht hebben in de verbondenheid tussen de bestudeerde Oosterse talen en culturen, en dit inzicht toepassen.
- Inzicht hebben in de verbondenheid tussen heden en verleden in de context van de bestudeerde Oosterse talen en culturen, en dit inzicht toepassen.
- Inzicht hebben in de verbondenheid en interactie tussen de bestudeerde Oosterse talen, maatschappijen en cultuurhistorische tradities vanuit een grens- en tijdsoverschrijdend perspectief (transculturaliteit en verbondenheid heden-verleden), en dit inzicht toepassen.
- Inzicht hebben in de methodologische en wetenschappelijke referentiekaders, en praktijken die voor de bestudeerde Oosterse talen en culturen relevant zijn, daarbij geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen.
- Inzicht hebben in vraagstellingen bij onderzoeksmethodes en –bevindingen aangaande Oosterse talen en culturen.
- Gevorderde kennis met oog voor de complexiteit van doel, publiek en medium bezitten van een klassieke en moderne variant van één Oosterse taal en deze kennis creatief aanwenden bij complexe problemen: • Midden-Oosten Studies: Gevorderde kennis bezitten van Modern en Klassiek Arabisch en deze kennis creatief aanwenden bij complexe problemen. • India: Gevorderde kennis bezitten van Hindi, Sanskrit en Prakrit en deze kennis creatief aanwenden bij complexe problemen. • China: Gevorderde kennis bezitten van Modern en Klassiek Chinees en deze kennis creatief aanwenden bij complexe problemen. • Japan: Gevorderde kennis bezitten van Modern en Klassiek Japans en deze kennis creatief aanwenden bij complexe problemen.
- Grondige kennis hebben van de culturele (= historische, literaire, religieus-filosofische en maatschappelijke) context waarbinnen de bestudeerde talen hun relevantie kennen, en deze kennis aanwenden bij complexe problemen.
- Grondig inzicht hebben in de complexiteit van de verbondenheid tussen de bestudeerde Oosterse talen en de bestudeerde culturen (verbondenheid taal-cultuur), en dit inzicht toepassen op complexe problemen.
- Grondig inzicht hebben in de complexiteit van de verbondenheid en interactie tussen de bestudeerde Oosterse talen, maatschappijen en cultuurhistorische tradities vanuit een grens- en tijdsoverschrijdend perspectief (transculturaliteit en verbondenheid heden-verleden), en dit inzicht toepassen op complexe problemen.
- Grondig inzicht hebben in de complexiteit van epistemologische en wetenschappelijke referentiekaders, verklaringsmodellen en praktijken die in het verlengde van de bestudeerde Oosterse talen en culturen relevant zijn, daarbij op zelfstandig initiatief geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen.
- Kennis hebben van de verschillende subdomeinen van de wijsbegeerte en de belangrijkste vraagstukken daarbinnen.
- De kernbegrippen uit de wijsbegeerte kennen en adequaat gebruiken.
- Oriënterend inzicht hebben in de geschiedenis van de wijsbegeerte, en de ontwikkeling van de belangrijkste problemen daarbinnen.
- Inzicht hebben in het verschil tussen filosofische scholen, stijlen en onderzoekstradities
- Inzicht hebben in meerdere wetenschappen en hun relevantie voor de wijsgerige reflectie duiden.
- Inzicht hebben in de samenhang tussen filosofische vraagstukken enerzijds, en algemene maatschappelijke en culturele fenomenen en wetenschappelijke ontwikkelingen anderzijds.
- Geavanceerde en actuele kennis hebben van minstens één subdomein van de wijsbegeerte en deze kennis creatief toepassen bij de behandeling van filosofische vraagstukken.
- Gespecialiseerde filosofische terminologie begrijpen en adequaat gebruiken.
- Inzicht hebben in de samenhang tussen specifieke vraagstukken binnen minstens één grondig gekend subdomein van de wijsbegeerte en andere domeinen in de filosofie, en dit in historisch perspectief kunnen plaatsen.
- Inzicht hebben in de sterktes en zwaktes van verschillende scholen, stijlen, en onderzoekstradities binnen de wijsbegeerte.
- Relevante wetenschappen kritisch en zelfstandig aanwenden bij de behandeling van complexe problemen.
- Geavanceerd inzicht hebben in de samenhang tussen specifieke vraagstukken binnen minstens één grondig gekend subdomein van de wijsbegeerte, en de relevante maatschappelijke, culturele en wetenschappelijke context.
- De twee gekozen talen grondig beheersen: gevorderde taalbeheersing, incl. actieve taalvaardigheid voor de levende talen.
- Kennis van de structuur van de twee gekozen talen toepassen bij de analyse van taalkundige fenomenen.
- Kennis van de literaire tradities van de twee gekozen talen toepassen bij de analyse van teksten en bij het situeren ervan in een literair-historische en stilistische context.
- Inzicht hebben in de stand van zaken van het taalkundig en letterkundig onderzoek.
- Inzicht in de historische aspecten van de bestudeerde talen activeren bij de studie van teksten en de hedendaagse taalstructuren.
- Oog hebben voor de relaties tussen talen, literaturen en culturen, i.h.b. de twee intensief bestudeerde.
- Kennis verwerken van de geschiedenis en cultuur van de gebieden waarin de gekozen talen werden of worden gesproken
- Inzicht hebben in verwante en ondersteunende wetenschappen en hun belang kunnen duiden in taal- en letterkundig onderzoek.
- Een uitstekende kennis bezitten van (verschillende varianten van) de bestudeerde talen en deze, in het geval van de moderne talen, in diverse gebruikscontexten vlot toepassen.
- Diepgaand wetenschappelijk inzicht toepassen in de studie van het taalsysteem en de verschijningsvormen van taal.
- Diepgaand wetenschappelijk inzicht toepassen in de specifieke eigenschappen van literaire teksten en in het historisch functioneren van literatuur.
- Actief en kritisch literatuurwetenschappelijke en taaltheoretische analysemethodes evalueren en inzetten bij het benaderen van nieuwe problemen.
- [Specifiek voor de Twee talen masters:] De twee gekozen talen en literaturen vergelijken en hun wederzijdse beïnvloeding en dialoog analyseren.
- [Specifiek voor de Monomasters:] Fenomenen en processen van historische, culturele en socio-politieke aard in het bestudeerde taalgebied kritisch evalueren.
- Verwante en ondersteunende wetenschappen kritisch betrekken bij het taalkundig of letterkundig onderzoek.
- De principes van toegepast communicatieonderzoek kennen.
- Kennis hebben van schriftelijke en mondelinge persuasieve communicatie.
- Kennis hebben van Frans en Engels, waarbij minimaal voor één van beide talen het CEF-niveau C1 bereikt is, en voor de andere taal minimaal B2.
- De kernbegrippen en basisbeginselen van bedrijfskunde kennen.
- Bij complexe communicatieproblemen de meest adequate communicatiestrategie bedenken.
- Bij het bedenken van de meeste adequate communicatiestrategie de principes van strategische bedrijfscommunicatie, de resultaten van toegepast communicatieonderzoek, en de kernbegrippen en basisbeginselen van bedrijfskunde creatief implementeren.
- Helder en adequaat rapporteren over de communicatieproblematiek en de oplossingen, ook in het Engels en het Frans.
- Bij complexe communicatieproblemen de meest adequate presentatie- en redactiestrategieën gefundeerd bedenken en uitwerken binnen een breed spectrum van media en genres, ook in het Engels en het Frans.
- Het Nederlands beheersen op het niveau van de professionele moedertaalgebruiker zowel met betrekking tot begrijpen, spreken als schrijven.
- Eén of twee vreemde talen beheersen, op het niveau C1 of minstens B2 van het "Common European Framework of Reference for Languages" voor begrijpen (luisteren en lezen), spreken (productie en interactie) en schrijven.
- Taalstructuren en taalvariatie van de bestudeerde talen herkennen en zelfstandig interpreteren, met diepgaande aandacht voor contrastieve aspecten ten opzichte van het Nederlands.
- Kennis en inzicht bezitten met betrekking tot de theorieën uit het domein van de toegepaste taalkunde en die gericht gebruiken bij de analyse van taalgebruik en bij eigen communicatie.
- Kennis en inzicht bezitten met betrekking tot de culturele en institutionele context van de betrokken taalgebieden en voor de interculturele relaties en verschillen, en die gericht gebruiken bij de interpretatie, vertaling en productie van geschreven en mondelinge teksten.
- Kennis en inzicht bezitten met betrekking tot tekstproductie en vertaalprocessen.
- Basiskennis en inzicht bezitten in het domein van de (ver)taaltechnologie.
- Basiskennis en inzicht bezitten in ondersteunende wetenschappen (zoals economie en recht) en die gebruiken bij de interpretatie, vertaling en productie van teksten.
- Twee vreemde talen beheersen, op het niveau C2 of minstens C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen voor begrijpen (luisteren en lezen), spreken (productie en interactie) en schrijven.
- Over geavanceerde kennis beschikken van de culturele en institutionele achtergronden van de betrokken taalgebieden en vanuit die kennis kritisch kunnen reflecteren over maatschappelijke ontwikkelingen in de betrokken taalgebieden en over aspecten van interculturele communicatie met de betrokken taalgebieden.
- Over geavanceerde kennis beschikken van de tolkwetenschap en vanuit die kennis reflecteren over tolken als proces en product.
- Twee vreemde talen beheersen, op het niveau C2 of minstens C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen voor begrijpen (luisteren en lezen), spreken (productie en interactie) en schrijven.
- Over geavanceerde kennis beschikken van de culturele en institutionele achtergronden van de betrokken taalgebieden en vanuit die kennis kritisch kunnen reflecteren over maatschappelijke ontwikkelingen in de betrokken taalgebieden en over aspecten van interculturele communicatie met de betrokken taalgebieden.
- Over geavanceerde kennis beschikken van communicatieprocessen die betrekking hebben op de interne communicatie van organisaties en vanuit die kennis reflecteren over de communicatie van organisaties.
- Over geavanceerde kennis beschikken van communicatieprocessen die betrekking hebben op de externe communicatie van organisaties en vanuit die kennis reflecteren over de communicatie van organisaties.
- Twee vreemde talen beheersen, op het niveau C2 of minstens C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen voor begrijpen (luisteren en lezen), spreken (productie en interactie) en schrijven.
- Over geavanceerde kennis beschikken van de culturele en institutionele achtergronden van de betrokken taalgebieden en vanuit die kennis kritisch kunnen reflecteren over maatschappelijke ontwikkelingen en interculturele transfers in de betrokken taalgebieden.
- Over geavanceerde kennis beschikken van de vertaalwetenschap en vanuit die kennis reflecteren over vertalen als proces en product.
- Over geavanceerde kennis beschikken van principes en methoden gehanteerd binnen de vertaaltechnologie en vanuit die kennis vertaaltechnologische hulpmiddelen kritisch evalueren.
- Over geavanceerde kennis beschikken van de wetenschappelijke studie van vakspecifieke terminologie en de principes van termenbeheer.
- De afgestudeerde beschikt over gevorderde kennis van de verschillende concepten, theorieën, debatten en methoden in de genderstudies en het onderzoek naar diversiteit en kan deze ook situeren in de relevante historische en maatschappelijke context.
- De afgestudeerde heeft inzicht in historische en recente maatschappelijke ontwikkelingen inzake gender en diversiteit en kan deze plaatsen in een hedendaagse, nationale, Europese en internationale (beleids)context.
- De afgestudeerde is in staat om genderverhoudingen vanuit een interdisciplinair en intersectioneel perspectief en de interactie van gender met andere verschillen, machtsongelijkheden en discriminatiegronden te analyseren.
- Bronnen en studies over de Afrikaanse talen, literaturen, geschiedenis en culturen verzamelen en kritisch verwerken, in appreciatie van hun meerduidigheid.
- Methoden en technieken van wetenschappelijk onderzoek, data-analyse en theorievorming kennen en toepassen.
- Probleemgestuurd ethisch en moraalwetenschappelijk onderzoek initiëren en hiervoor relevante methoden en technieken van onderzoek kritisch toepassen.
- Taal- en letterkundige, en sociaal-wetenschappelijke methodologieën en onderzoeksvaardigheden toepassen.
- Internationale vakliteratuur opsporen, identificeren, naar waarde schatten, begrijpen, correct hanteren en citeren.
- Internationaal gewaardeerd wijsgerig, ethisch en moraalwetenschappelijk relevant onderzoek kunnen identificeren, naar wetenschappelijke waarde schatten en benutten.
- Taal- en letterkundige en sociaal-politieke fenomenen comparatief duiden vanuit een intercultureel en cultuurrelativistisch perspectief.
- Een probleemstelling, onderzoeksvragen en hypotheses helder formuleren.
- Creativiteit tonen in het wijsgerig, ethisch en moraalwetenschappelijk reflecteren.
- Een probleemstelling, onderzoeksvragen en hypothese helder formuleren binnen de door de student gekende grenzen van de discipline.
- De relevante analysetechnieken van de menswetenschappen adequaat toepassen en de resultaten ervan correct evalueren.
- De resultaten van bestaand en eigen initieel ethisch en moraalwetenschappelijk onderzoek interpreteren, rapporteren en evalueren.
- Zich bewust zijn van de evoluties in het wijsgerig, ethisch en moraalwetenschappelijk onderzoeksproces en denken.
- Op verschillende wijsgerige en wetenschappelijke abstractieniveaus werken.
- De literatuur en actuele debatten in de Afrika-studie en aanverwante disciplines kritisch verwerken in eigen onderzoeksvragen en probleemstellingen.
- Een onderzoeksstrategie voor moraalwetenschappelijk en/of praktisch-ethisch onderzoek ontwerpen en zelfstandig hiervoor passende wijsgerige en wetenschappelijke methoden en perspectieven kiezen.
- Creatief omgaan met de comparatieve methodologie en theorie binnen de Afrika-studie, met inbegrip van vergelijkingspunten buiten Afrika, in hetzij de taalkunde, hetzij de sociale wetenschappen.
- Internationale archeologische wetenschappelijke literatuur origineel en gefundeerd kritisch hanteren.
- Een kritisch overzicht hebben van relevant wijsgerig, ethisch en wetenschappelijk internationaal onderzoek en dit origineel kunnen gebruiken.
- Een concrete onderzoeksvraag of probleemstelling voor een complex Afrika-gerelateerd veld in een gemotiveerd en coherent onderzoeksproject uitwerken.
- Een samenhangende en relevante strategie voor archeologisch onderzoek uitschrijven en zelfstandig implementeren.
- Innovatief omgaan met bestaande ethische en moraalwetenschappelijke onderzoeks- en reflectiemethoden en deze inzetten bij onderzoek en reflectie naar en over ethische thema?s.
- Bewust omgaan met de reflexiviteit van het onderzoeksproces, in het bijzonder de interculturele dimensies ervan
- Zelfstandig passende analysetechnieken selecteren, uitvoeren en de resultaten hiervan kritisch interpreteren in het archeologisch onderzoek.
- De resultaten van het eigen onderzoek genuanceerd interpreteren en correct weergeven in een wetenschappelijk verantwoord verslag, scriptie of artikel.
- De analyse en interpretatie van eigen onderzoek genuanceerd en correct weergeven in een wetenschappelijk verantwoord verslag, scriptie of artikel.
- Met veranderingen van het moraalwetenschappelijk en praktisch-ethisch onderzoeksproces en denken kunnen omgaan en het onderzoeks- en reflectieproces op basis daarvan bijsturen.
- Zelfstandig kiezen voor een gepast abstractieniveau gegeven de fase van praktisch-ethisch en moraalwetenschappelijk onderzoek en denken.
- Onder begeleiding een onderzoeksplan op het gebied van de Russische literatuur en cultuur, Zuidoost-Europese cultuur- en regiostudies of Slavische filologie en historische taalkunde ontwerpen en uitvoeren.
- Historische en actuele bronnen opsporen en kritisch verwerken in een betoog.
- Internationaal onderzoek (incl. in de bestudeerde talen) identificeren, naar wetenschappelijke waarde schatten en benutten.
- De gepaste methodologische omkadering van een onderzoeksonderwerp verantwoorden.
- Zelfstandig een onderzoeksplan ontwerpen en uitvoeren.
- Vertrouwd zijn met de belangrijkste internationale vakliteratuur en de nieuwste ontwikkelingen binnen de gekozen masterproefspecialisatie.
- Op basis van theoretische modellen en met de methodologisch geëigende middelen creatief complexe problemen oplossen.
- Een gepaste theoretische omkadering voor eigen onderzoek zelfstandig kiezen en verantwoorden.
- Onder begeleiding komen tot het zelfstandig opzetten van eigen onderzoek over een letterkundig onderwerp of over een praktisch probleem uit het literaire veld.
- Kritisch overzicht hebben van lopend en afgerond onderzoek elders, en gegevens uit dat onderzoek (methodes, resultaten, corpora, …) waar mogelijk aanwenden voor eigen onderzoek
- Onder begeleiding komen tot een zelfstandige selectie van passende modellen, methoden en technieken bij de opzet van het eigen letterkundig onderzoek
- Waar nodig in staat zijn tot ontwikkeling van nieuwe, of aanpassing van bestaande modellen, methoden of technieken
- In staat zijn om waar nodig het onderzoeksproces bij te sturen (bijv. in functie van beschikbaarheid van bronnen)
- Het juiste abstractieniveau kiezen, afhankelijk van de fase of de aard van het onderzoek (bijv. wanneer wel/niet veralgemenen en op basis van eigen bevindingen?)
- De resultaten van eigen letterkundig onderzoek genuanceerd interpreteren
- De resultaten van eigen letterkundig onderzoek correct weergeven in een wetenschappelijk verantwoord verslag, scriptie of artikel, evenals nieuwere media (een door de stage-instelling gebruikte website bijv.).
- Bronnen over de Beeldende Kunst en Architectuur of Muziek, Podium- en Mediale Kunsten verzamelen, naar waarde schatten en kritisch gebruiken.
- Probleem gestuurd onderzoek m.b.t. de Beeldende Kunst en Architectuur of Muziek, Podium- en Mediale Kunsten autonoom kunnen initiëren.
- Methoden en technieken van onderzoek met betrekking tot de Beeldende Kunst en Architectuur of Muziek, Podium- en Mediale Kunsten autonoom en kritisch toepassen.
- Creativiteit en originaliteit tonen om verbanden tussen verschillende artistieke disciplines te ontdekken en om interdisciplinair te werken.
- Over de resultaten van bestaand of eigen initieel onderzoek rapporteren naar een publiek van specialisten en/of niet specialisten.
- Zich bewust zijn van de relativiteit van onderzoeksresultaten.
- Onderzoek kunnen ontwerpen.
- Kritisch overzicht hebben van internationaal onderzoek m.b.t. de gekozen major in de Kunstwetenschappen en daarover reflecteren.
- Modellen of methoden voor onderzoek kritisch selecteren en voor eigen onderzoek aanpassen en ontwikkelen.
- De resultaten van eigen onderzoek genuanceerd kunnen interpreteren en helder weergeven in een wetenschappelijke verantwoorde tekst.
- Probleemgericht historisch onderzoek initiëren
- Het resultaat van historisch onderzoek in de juiste nationale en internationale historiografische context plaatsen, naar waarde schatten en benutten
- Een eenvoudige historische onderzoeksstrategie kunnen uitschrijven in de vorm van een stappenplan.
- Kwantitatieve en kwalitatieve methoden en technieken kritisch kunnen toepassen.
- In functie van een specifieke historische vraagstelling de meest geëigende brontypes kunnen aanwijzen
- Historisch onderzoek ontwerpen
- Het lopende nationale en internationale geschiedeniswetenschappelijke debat kritisch analyseren en origineel gebruiken
- Een relevant en samenhangend geschiedeniswetenschappelijk onderzoeksproject uitschrijven.
- Zelfstandig passende methoden van kwalitatief en kwantitatief onderzoek selecteren, verantwoord gebruiken en kritisch evalueren
- Op een creatieve wijze eigen onderzoek in de geschiedenis opzetten en uitvoeren.
- Kritisch inzicht hebben in de internationale vakliteratuur en de nieuwste evoluties in het vakgebied en binnen verschillende onderzoeksmethodologieën.
- Zelfstandig een originele onderzoeksvraag formuleren, situeren in het vakgebied en beantwoorden.
- Theoretische, filosofische en ideologische aspecten van de historische taal- en literatuurstudie en de geschiedschrijving ervan kritisch toepassen op complexe problemen.
- De historische en ideologische bepaaldheid van onderzoeksvragen interpreteren en het onderzoeksproces bevragen.
- Vraagstellingen formuleren verbonden met Oosterse talen en culturen.
- Internationaal onderzoek (inclusief in de bestudeerde moderne Oosterse talen) identificeren, naar wetenschappelijke waarde schatten en benutten.
- Integrerend en interdisciplinair onderzoek op het snijvlak van Oosterse culturele contexten (geschiedenis, maatschappij, literatuur, religieus-filosofische systemen) identificeren, naar wetenschappelijke waarde schatten en benutten.
- Methoden en technieken van onderzoek in de Oosterse talen en culturen en in relevante aanverwante disciplines kritisch toepassen en een aanzet geven tot verder onderzoek.
- Probleemgestuurd onderzoek naar vraagstukken verbonden met Oosterse talen en culturen zelfstandig en grondig uitvoeren, op basis van materiaal in de bestudeerde Oosterse taal en/of talen.
- Internationaal onderzoek (inclusief in de bestudeerde moderne Oosterse talen) op constructieve en innovatieve wijze benutten.
- Integrerend en interdisciplinair onderzoek op het snijvlak van Oosterse culturele contexten (geschiedenis, maatschappij, literatuur, religieus-filosofische systemen) op constructieve en innovatieve wijze benutten.
- Methoden en technieken van onderzoek in de Oosterse talen en culturen en in relevante aanverwante disciplines op zelfstandige wijze kritisch toepassen in eigen grondig onderzoek
- De resultaten van eigen onderzoek diepgaand interpreteren en op grondige wijze wetenschappelijk verantwoord beargumenteren.
- Geldige van ongeldige argumenten te onderscheiden. Argumenten correct construeren.
- Internationaal gewaardeerd wijsgerig onderzoek identificeren, naar waarde schatten en benutten, gebruik makende van de nodige informatievaardigheden en referentietechnieken.
- Filosofische teksten in het Nederlands, Frans en Engels inzichtvol analyseren, synthetisch samenvatten, en interpreteren.
- Wijsgerig onderzoek initiëren door op basis van theoretische modellen complexe problemen te detecteren en accuraat te formuleren.
- De resultaten van bestaand en tentatief eigen onderzoek interpreteren en rapporteren.
- Filosofische argumenten analyseren en gebreken blootleggen. Overtuigende argumenten construeren voor of tegen bepaalde filosofische posities.
- Filosofische teksten in het Nederlands, Frans en Engels genuanceerd interpreteren, en de eigen positie daartegenover bepalen.
- Vertrouwd zijn met de belangrijkste internationale vakliteratuur en de nieuwste ontwikkelingen binnen minstens één subdomein van de wijsbegeerte actief opvolgen en integreren in eigen reflectie en onderzoek.
- Een onderzoeksstrategie ontwerpen door op basis van theoretische modellen en met de methodologisch geëigende middelen mogelijke oplossingen voor complexe problemen te formuleren en hun relatie tot het probleem inzichtvol te duiden.
- De resultaten van het eigen onderzoek genuanceerd interpreteren en correct weergeven in een wetenschappelijk verantwoord verslag, scriptie of artikel.
- Bronnen en studies over de gekozen talen, literaturen en culturen situeren in hun context en kritisch verwerken.
- Taal- en letterkundige paradigma’s, analysemethoden en interpretatietechnieken reproduceren en toepassen
- Een taalkundig, literair of cultureel onderwerp kritisch belichten in een wetenschappelijk verantwoorde vorm.
- Besef hebben van de historische en ideologische bepaaldheid van onderzoeksvragen en de noodzaak het onderzoeksproces te bevragen
- Zelfstandig een originele onderzoeksvraag formuleren, situeren in het vakgebied en beantwoorden.
- Kritisch inzicht hebben in de internationale vakliteratuur en de nieuwste evoluties in het vakgebied en binnen verschillende onderzoeksmethodologieën.
- Theoretische modellen en analysemethodes kritisch toepassen op complexe problemen.
- De historische en ideologische bepaaldheid van onderzoeksvragen interpreteren en het onderzoeksproces bevragen.
- De behoefte aan toegepast wetenschappelijk onderzoek zelf herkennen en inzicht hebben in onderzoeksprojecten.
- Toegepast wetenschappelijk onderzoek ontwerpen over bedrijfscommunicatie.
- Bronnen van internationaal toegepast wetenschappelijk onderzoek over bedrijfscommunicatie op een kritische en vernieuwende manier gebruiken.
- Bij onderzoek zelfstandig de meest adequate methoden en technieken kiezen en toepassen.
- De resultaten van eigen onderzoek of ontwerp genuanceerd interpreteren en correct weergeven in een wetenschappelijk verantwoord verslag.
- Op een hoger abstractieniveau op een intellectueel creatieve manier pertinente aanbevelingen formuleren die voortvloeien uit de onderzoeksresultaten, in combinatie met ruimere omgevingsfactoren
- Onder begeleiding een onderzoeksvraag formuleren over een onderwerp dat verband houdt met de toegepaste taalkunde, gepaste onderzoeksmethodes kritisch hanteren bij het uitwerken en het beantwoorden van de onderzoeksvraag, en er een wetenschappelijk onderbouwde reflectie over ontwikkelen.
- Kritisch inzicht hebben in de diverse bronnen, heuristische methoden en relevante instrumenten voor onderzoek in het domein van de toegepaste taalkunde in functie van het zelfstandig verwerven en verwerken van gegevens.
- In het Nederlands en in de bestudeerde vreemde talen rapporteren over onderzoek in de toegepaste taalkunde, zowel in een academisch register afgestemd op vakgenoten als in een algemener register afgestemd op leken.
- Op zelfstandige manier bijdragen aan het wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot een of meer specialismen binnen, of aansluitend op, de tolkwetenschap.
- Kritisch inzicht hebben in de internationale vakliteratuur in het domein van de tolkwetenschap, met oog voor nieuwe evoluties en verschillende methodologieën.
- Theoretische modellen en analysemethodes kritisch toepassen op complexe problemen.
- schriftelijk en mondeling communiceren over eigen onderzoek zowel met een breed als met een gespecialiseerd publiek.
- Op zelfstandige manier bijdragen aan het wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot een of meer specialismen binnen, of aansluitend op, de thematiek van communicatie, meertaligheid en interculturaliteit.
- Kritisch inzicht hebben in de internationale vakliteratuur in het domein van de interculturele en meertalige communicatie met oog voor nieuwe evoluties en verschillende methodologieën.
- Theoretische modellen en analysemethodes kritisch toepassen op complexe problemen.
- Schriftelijk en mondeling communiceren over eigen onderzoek zowel met een breed als met een gespecialiseerd publiek.
- Op zelfstandige manier bijdragen aan het wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot een of meer specialismen binnen, of aansluitend op, de vertaalwetenschap.
- Kritisch inzicht hebben in de internationale vakliteratuur in het domein van de vertaalkunde, met oog voor nieuwe evoluties en verschillende methodologieën.
- Theoretische modellen en analysemethodes kritisch toepassen op complexe problemen.
- Schriftelijk en mondeling communiceren over eigen onderzoek zowel met een breed als met een gespecialiseerd publiek.
- De afgestudeerde is in staat om zelfstandig verworven kennis en inzichten uit genderstudies te ontwikkelen en toe te passen in het ontwerpen en uitwerken van een specifiek theoretisch of empirisch onderzoek over vraagstukken met betrekking tot gender en diversiteit.
- De afgestudeerde is in staat om relevante wetenschappelijke informatie (primaire bronnen en secundaire literatuur) op gebied van genderstudies en diversiteit kritisch te verwerken en de resultaten van eigen onderzoek genuanceerd en correct weer te geven in een wetenschappelijk verantwoord verslag of scriptie.
- Kritisch reflecteren en beschikken over wetenschappelijke zelfwerkzaamheid bij het verwerven van kennis over Afrika en de Afrikaanse diaspora.
- Analytisch en probleemoplossend denken over historische en archeologische problemen.
- Abstracte en concrete ethische problemen identificeren, analyseren en ontleden.
- Getuigen van een houding van intellectuele nieuwsgierigheid en levenslang leren.
- Een gemotiveerde en kritische stellingname ontwikkelen op basis van bestaande theorieën uit het vakgebied.
- Academisch verantwoorde redeneerwijzen herkennen en toepassen en zo tot een standpunt kunnen komen ten aanzien van abstracte en concrete ethisch problemen.
- Getuigen van sensitiviteit voor interculturele diversiteit.
- Een brede kritische houding hebben die getuigt van inlevingsvermogen en leergierigheid, een constructieve houding aannemen t.o.v. feedback en bereidheid hebben tot zelfstudie.
- Een beredeneerd oordeel vormen op basis van wijsgerige inzichten en wetenschappelijke kennis en inzichten die relevant zijn voor het denken inzake abstracte en concrete ethische problemen en thema?s.
- Kritisch reflecteren op het eigen denken, leren, beslissen en handelen en dit daarmee bijsturen en zo tot een houding en een ingesteldheid tot levenslang leren komen.
- Kritisch reflecteren en wetenschappelijk zelfwerkzaam zijn over Afrika, haar diaspora, en de representatie daarvan.
- Zelfstandig dynamieken, processen of recurrenties achterhalen in complexe historische en archeologische situaties.
- Zelfstandig complexe ethische problemen en discussies kritisch analyseren.
- Waardebewust, genuanceerd en doordacht oordelen over complexe situaties in Afrika en haar diaspora.
- Waardebewust en genuanceerd oordelen over historische kwesties en theorieën.
- Academisch verantwoord redeneren en hierop gebaseerd een standpunt innemen ten aanzien van een complex ethisch probleem en andere ethische standpunten kritisch op waarde schatten.
- Een reflexieve houding hebben die getuigt van interdisciplinaire nieuwsgierigheid, sensitiviteit voor interculturele diversiteit en cultuurrelativisme, en een ingesteldheid tot levenslang leren.
- Een integere houding hebben die getuigt van wetenschappelijke (archeologische) nieuwsgierigheid, kritische reflectie en een ingesteldheid tot levenslang leren.
- Zelfstandig een ethisch en/of een moraalwetenschappelijk gefundeerd oordeel vormen betreffende complexe ethische thema?s.
- Kritisch reflecteren op het eigen denken, leren, beslissen en handelen en dit daarmee bijsturen en zo tot een houding en een ingesteldheid tot levenslang leren komen
- Analytisch en kritisch denken over (cultuur)historische, literatuurwetenschappelijke, taalkundige en/of antropologische problemen.
- Kritisch reflecteren over de geschiedenis, de culturele en de maatschappelijke ontwikkeling van Rusland en Zuidoost-Europa, en de historische ontwikkeling van het Slavisch uit taalkundig en filologisch perspectief.
- Een onderzoekende houding tegenover bronnen, ideeën, theorieën aannemen, en onderzoeksmethoden -en technieken toepassen.
- Van een brede belangstelling voor Oost-Europa getuigen.
- Zelfstandig analytisch en probleemoplossend over historische, literatuurwetenschappelijke, taalkundige en filologische vraagstukken denken.
- Oordelen van anderen ten aanzien van bronnen, wetenschappelijke analyses en theorieën integreren in de eigen analyse.
- Zelfstandig kritisch reflecteren op (de eigen rol in) het eigen onderzoek.
- Van belangstelling voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de slavistiek en Oost-Europakunde getuigen.
- Zelfstandig nieuwe en complexe problemen uit de literatuurwetenschap kritisch analyseren
- Zelfstandig een onderbouwd standpunt innemen over nieuwe en complexe problemen uit de literatuurwetenschap
- Zelfstandig en systematisch kritisch reflecteren over het literairwetenschappelijke denken, doen, en oordelen van zichzelf en van anderen
- Een houding van levenslang leren bezitten, om waar nodig nieuwe problemen te leren zien op letterkundig gebied, nieuwe ideeën op te doen, nieuwe methodes te leren gebruiken, enz.
- Analytisch denken over kunstwetenschappelijke probleemstellingen.
- Een kritische houding hebben ten aanzien van bronnen en een beargumenteerd oordeel vormen ten aanzien van wetenschappelijke analyses en theorieën.
- Kritisch reflecteren op het eigen denken, leren, beslissen en handelen en dit daarmee bijsturen.
- Getuigen van een ingesteldheid van intellectuele nieuwsgierigheid en levenslang leren.
- Zelfstandig analytisch en probleemoplossend denken over de Kunstwetenschappen.
- Zelfstandig een oordeel vormen over complexe problemen in de gekozen major in de Kunstwetenschappen.
- Zelfstandig en systematisch kritisch reflecteren op het eigen onderzoek en de wetenschappelijke (en maatschappelijke) consequenties ervan.
- Getuigen van voortdurend engagement om te leren en om nieuwe ideeën creatief te ontwikkelen.
- Kritisch kunnen reflecteren over de rol van het mondiale perspectief, de dynamiek van processen en patronen in historische situaties.
- Historisch onderzoek en het eigen historisch handelen te contextualiseren en te interpreteren binnen een maatschappelijk referentiekader.
- De evoluties in de geschiedschrijving op de voet volgen en de eigen competenties verder ontwikkelen.
- Een onderzoekende houding met zin voor historische kritiek en creativiteit en met een ingesteldheid tot levenslang leren bezitten.
- Zelfstandig de dynamiek, processen of patronen achterhalen in complexe historische situaties.
- Waardenbewust en genuanceerd oordelen over historische kwesties.
- Een reflexief-kritische houding hebben die getuigt van historisch-wetenschappelijke nieuwsgierigheid, pluralisme en een ingesteldheid tot levenslang leren.
- Kritisch reflecteren over de grenzen van de eigen competenties, het eigen denken en handelen.
- Over een uitstekend taalbewustzijn beschikken: de cruciale rol van taal in de menselijke interactie en cultuurproductie kritisch inschatten en taal in overeenstemming hiermee creatief hanteren.
- Tegengestelde oordelen over bronnen, analyses en theorieën integreren in het eigen onderzoek.
- Kritisch reflecteren op het onderzoek van anderen en van zichzelf.
- Getuigen van een ingesteldheid van wetenschappelijke nieuwsgierigheid en levenslang leren.
- De zinvolle verbondenheid van Oosterse talen en culturen, van heden en verleden, en van de diversiteit van de Oosterse culturen en hun onderlinge contacten (h)erkennen en toepassen.
- Kritisch reflecteren op het eigen leren, denken, beslissen en handelen met betrekking tot de bestudeerde Oosterse talen en culturen en dit bijsturen.
- Binnen een vakgebied van de Oosterse Talen en Culturen (Arabistiek en islamkunde, India, China, of Japan) redeneerwijzen herkennen en toepassen.
- Een onderzoekende houding en een ingesteldheid tot levenslang leren met betrekking tot de bestudeerde Oosterse talen en culturen hebben en uitdragen.
- Zelfstandig de zinvolle verbondenheid van Oosterse talen en culturen, van heden en verleden, en van de diversiteit van de Oosterse culturen en hun onderlinge contacten kritisch en grondig analyseren.
- Zelfstandig en systematisch kritisch reflecteren over leren, denken, beslissen en handelen van zichzelf en van anderen met betrekking tot de bestudeerde Oosterse talen en culturen en deze reflectie vertalen naar adequate oplossingen.
- Zelfstandig abstracte en concrete taalkundige en/of cultuurhistorische (geschiedkundig, maatschappelijk, literair, religieus-filosofisch) problemen in verband met Oosterse talen en culturen grondig analyseren en beoordelen.
- Academisch redeneren bij complexe problemen met betrekking tot de bestudeerde Oosterse talen en culturen.
- Kritisch reflecteren over de eigen opvattingen en deze argumentatief onderbouwen
- Een beredeneerd oordeel vormen over diverse problemen, op basis van wijsgerige inzichten en wetenschappelijke kennis.
- Een houding van levenslang leren bezitten en getuigen van voortdurend engagement om nieuwe ideeën te ontwikkelen.
- Tegengestelde oordelen van anderen ten aanzien van theorieën en problemen integreren in de eigen analyse daarvan.
- Waardebewust, genuanceerd en doordacht oordelen over complexe problemen, op basis van wijsgerige inzichten en wetenschappelijke kennis.
- Zelfstandig en systematische kritisch reflecteren over denken, leren, beslissen en handelen door zichzelf en door anderen.
- Over een sterk taalbewustzijn beschikken: de cruciale rol van taal in de menselijke interactie en cultuurproductie naar waarde schatten en taal in overeenstemming hiermee hanteren.
- Analytisch denken over (cultuur)historische, literatuurwetenschappelijke en taalkundige problemen.
- Een kritische houding hebben ten aanzien van bronnen, wetenschappelijke analyses en theorieën.
- Synthetisch verwerken van de resultaten van onderzoek.
- Getuigen van een ingesteldheid van intellectuele nieuwsgierigheid en levenslang leren.
- Over een uitstekend taalbewustzijn beschikken: de cruciale rol van taal in de menselijke interactie en cultuurproductie kritisch inschatten en taal in overeenstemming hiermee creatief hanteren.
- Tegengestelde oordelen over bronnen, analyses en theorieën integreren in het eigen onderzoek.
- Kritisch reflecteren op het onderzoek van anderen en van zichzelf.
- Getuigen van een ingesteldheid van wetenschappelijke nieuwsgierigheid en levenslang leren.
- Zelfstandig problemen i.v.m. bedrijfscommunicatie in een reële bedrijfscontext herkennen en de behoefte aan onderzoek inzien.
- Academisch redeneren bij complexe problemen.
- Zelfstandig een oordeel vormen voor complexe problemen.
- Technieken voor time management hanteren bij complexe problemen.
- Permanente belangstelling hebben voor de bedrijfsactualiteit.
- Permanente belangstelling hebben voor maatschappelijke tendensen die impact hebben op het bedrijfsleven en op bedrijfscommunicatie in het bijzonder.
- Een houding van levenslang leren bezitten en getuigen van voortdurend engagement om nieuwe ideeën of processen te ontwikkelen.
- Over een sterk taalbewustzijn beschikken en een gevoeligheid ontwikkelen voor de gelijkenissen, verschillen en interacties tussen culturen.
- Vanuit wetenschappelijke kennis analytisch en creatief denken en redeneren en op basis hiervan niet-vertrouwde complexe problemen oplossen.
- Kritisch reflecteren over het eigen denken, leren, beslissen en handelen.
- Getuigen van intellectuele nieuwsgierigheid en een ingesteldheid tot levenslang leren.
- Nieuwe ontwikkelingen zowel binnen de discipline van het tolken als binnen de algemene context van taal en cultuur, actief opvolgen, er kritisch over reflecteren en ze plaatsen in een breed maatschappelijk en intercultureel kader.
- Standpunten op een wetenschappelijk verantwoorde manier onderbouwen en er zowel met leken als met vakgenoten op een coherente en duidelijke manier over communiceren.
- Met de nodige kritische zelfreflectie oordelen en handelen in onvoorspelbare, complexe en gespecialiseerde contexten.
- Getuigen van bereidheid tot levenslang leren.
- Nieuwe ontwikkelingen zowel binnen de discipline van communicatie in organisaties en meertalige, interculturele contexten, als binnen de algemene context van taal en cultuur, actief opvolgen, er kritisch over reflecteren en ze plaatsen in een breed maatschappelijk en intercultureel kader.
- Standpunten op een wetenschappelijk verantwoorde manier onderbouwen en er zowel met leken als met vakgenoten op een coherente en duidelijke manier over communiceren.
- Met de nodige kritische zelfreflectie oordelen en handelen in onvoorspelbare, complexe en gespecialiseerde contexten.
- Nieuwe ontwikkelingen zowel binnen de discipline van het vertalen als binnen de algemene context van taal en cultuur, actief opvolgen, er kritisch over reflecteren en ze plaatsen in een breed maatschappelijk en intercultureel kader.
- Standpunten op een wetenschappelijk verantwoorde manier onderbouwen en er zowel met leken als met vakgenoten op een coherente en duidelijke manier over communiceren.
- Met de nodige kritische zelfreflectie oordelen en handelen in onvoorspelbare, complexe en gespecialiseerde contexten.
- Getuigen van bereidheid tot levenslang leren.
- De afgestudeerde heeft een gedreven en dynamische houding en is in staat om gender- en diversiteitsbewust te denken en handelen ten aanzien van nieuwe problemen, contexten en situaties.
- Wetenschappelijk verantwoord mondeling en schriftelijk rapporteren.
- Correct schriftelijk rapporteren over historisch-archeologische problemen, ideeën, standpunten en onderzoeksresultaten.
- Schriftelijk en mondeling communiceren over het oriënterend eigen onderzoek, over de resultaten van leren, denken en beslissen, met vakgenoten en niet-vakgenoten.
- Constructief discussiëren en samenwerken met anderen.
- Helder mondeling communiceren over een archeologisch onderwerp en constructief participeren aan wetenschappelijke discussies.
- Taakgericht zelfstandig en samenwerken.
- Zelfstandig en in team kunnen werken.
- Met vakgenoten schriftelijk en mondeling communiceren op wetenschappelijk niveau.
- Eigen archeologisch onderzoek neerschrijven in een kwaliteitsvol rapport.
- In groepsverband, in een interdisciplinaire omgeving onderzoek verrichten en hierover rapporteren per verslag of referaat.
- Eigen archeologisch onderzoek presenteren en verantwoorden aan experts, vakgenoten en niet-deskundigen.
- Afhankelijk van de context inspirerend, adviserend dan wel gezaghebbend communiceren en samenwerken.
- Gepast vragend, inspirerend, adviserend of gezaghebbend communiceren, samenwerken en handelen.
- Eigen kennisverwerving en reflectie in een tekst met wetenschappelijk karakter verwoorden.
- Resultaten van eigen kennisverwerving en reflectie presenteren en bediscussiëren.
- Wetenschappelijke opdrachten samen met anderen uitvoeren.
- Resultaten van zelfstandig onderzoek in een wetenschappelijke tekst verwoorden.
- Resultaten van zelfstandig onderzoek presenteren en bediscussiëren.
- In samenwerking met anderen wetenschappelijk onderzoek verrichten.
- Talig correct en communicatief adequaat schriftelijk communiceren in het Nederlands of in een van de bestudeerde talen, zowel met vakgenoten als met niet-vakgenoten, over de letterkunde in het algemeen, en over het eigen studiegebied of het toepassingsgebied van de werkomgeving (stageplaats) in het bijzonder.
- Talig correct en communicatief adequaat mondeling communiceren, zowel met vakgenoten als met niet-vakgenoten, over de letterkunde in het algemeen, en over het eigen studiegebied of het toepassingsgebied van de werkomgeving (stageplaats) in het bijzonder
- Gepast vragend, inspirerend, adviserend of gezaghebbend communiceren, samenwerken en handelen.
- Samenwerken in een multidisciplinaire omgeving (bijv. historisch, sociologisch, filosofisch en filologisch).
- Verantwoordelijkheden afbakenen, toewijzen, en opnemen in een complexe context van samenwerking rond een letterkundig thema of (in het geval van en stage-opdracht) een toegepast probleem.
- Helder schriftelijk communiceren over de resultaten van leren, denken en onderzoek.
- Helder mondeling communiceren over de resultaten van leren, denken en onderzoek.
- Opdrachten samen met anderen uitvoeren.
- Helder schriftelijk communiceren over het eigen onderzoek, en dat van anderen, met deskundigen en andere betrokken partijen.
- Helder mondeling communiceren over het eigen onderzoek, en dat van anderen, met deskundigen en andere betrokken partijen.
- Het eigen onderzoek en de resultaten ervan correct weergeven in een wetenschappelijk verantwoorde vorm.
- Rapporteren over eigen onderzoek in de vorm van een (multimediale) presentatie voor specialisten en niet-specialisten.
- Kunnen samenwerken in een wetenschappelijke en multidisciplinaire onderzoekscontext.
- Met een adequaat kritisch apparaat schriftelijk kunnen rapporteren (ook in een andere taal) over hangende wetenschappelijke discussies in de historiografie.
- Mondeling (ook in een andere taal) kunnen communiceren over de resultaten van historisch onderzoek, met experts en niet-deskundigen.
- Projectmatig kunnen samenwerken met vakgenoten.
- Eigen historisch-wetenschappelijk onderzoek neerschrijven in een wetenschappelijk verantwoord verslag, scriptie of artikel (ook in een andere taal).
- Eigen historisch onderzoek mondeling presenteren (ook in een andere taal) en verantwoorden aan experts en niet-deskundigen.
- Naargelang van de situatie gepast inspirerend, adviserend of gezaghebbend communiceren, samenwerken en handelen.
- Mondeling en schriftelijk rapporteren in één of twee gekozen talen en in het Nederlands, over het vakgebied en het eigen onderzoek, zowel aan vakgenoten als niet-vakgenoten.
- Onderzoeksresultaten mondeling en schriftelijk presenteren in een academisch verantwoorde vorm.
- In coördinatie met anderen taken van academisch niveau verrichten.
- Schriftelijk en mondeling communiceren over de resultaten van leren, denken en beslissen met betrekking tot vraagstukken uit een vakgebied in de Oosterse Talen en Culturen (Arabistiek en islamkunde, India, China, of Japan), met vakgenoten en begeleiders.
- Schriftelijk en mondeling communiceren met native speakers op een intermediair niveau van taalkennis, met aandacht voor culturele contexten.
- Samenwerken in een context van diversiteit, transculturaliteit en historisch-kritisch bewustzijn, rondom vraagstukken die behoren tot de vakgebieden in de Oosterse Talen en Culturen (Arabistiek en islamkunde, India, China, of Japan).
- Vlot schriftelijk en mondeling communiceren over de resultaten van zelfstandig leren, denken en beslissen met betrekking tot complexe vraagstukken uit een vakgebied in de Oosterse Talen en Culturen (Midden-Oosten Studies, India, China, of Japan), met vakgenoten, en anderen.
- Vlot schriftelijk en mondeling communiceren met native speakers op een hoog-gevorderd niveau van taalkennis, met aandacht voor culturele contexten.
- Samenwerken in een context van diversiteit, transculturaliteit en historisch-kritisch bewustzijn, rondom complexe vraagstukken uit de vakgebieden in de Oosterse Talen en Culturen (Midden-Oosten Studies, India, China, of Japan).
- Mondeling en schriftelijk communiceren over de resultaten van wijsgerig onderzoek, met deskundigen en leken.
- Constructief debatteren over wijsgerige en maatschappelijke problemen.
- Mondeling en schriftelijk communiceren over de resultaten van wijsgerig onderzoek, met deskundigen en leken.
- Mondeling en schriftelijk communiceren over het eigen wijsgerig onderzoek, met deskundigen en leken.
- Constructief debatteren over wijsgerige en maatschappelijke problemen waarvoor de correcte probleemstelling nog niet duidelijk afgebakend is.
- Mondeling en schriftelijk rapporteren in de twee gekozen (moderne) talen en/of in het Nederlands, zowel aan vakgenoten als aan niet-vakgenoten.
- Samenwerken en discussiëren met anderen.
- Mondeling en schriftelijk rapporteren in één of twee gekozen talen en in het Nederlands, over het vakgebied en het eigen onderzoek, zowel aan vakgenoten als niet-vakgenoten.
- Onderzoeksresultaten mondeling en schriftelijk presenteren in een academisch verantwoorde vorm.
- In coördinatie met anderen taken van academisch niveau verrichten.
- Schriftelijk en mondeling communiceren in het Frans en het Engels over het bedrijfsleven, bedrijfscommunicatie, eigen onderzoek en probleemoplossingen met vakgenoten, niet-vakgenoten, het bedrijfsleven en andere betrokken partijen.
- Samenwerken in een multidisciplinair team.
- Basisvaardigheden bezitten om binnen een multidisciplinair team te fungeren hetzij als leider, innovator of teamspeler.
- Basisvaardigheden bezitten om in een context van partijen met uiteenlopende belangen een interfacerol te vervullen.
- Vanuit de verworven competenties medeverantwoordelijkheid nemen en functioneren in team.
- Als tolk effectief functioneren in een multidisciplinaire en internationale omgeving, zowel zelfstandig als in teamverband, met aandacht voor procesmanagement.
- Als meertalig communicatiespecialist effectief functioneren in een multidisciplinaire en internationale omgeving, zowel zelfstandig als in teamverband, met aandacht voor procesmanagement.
- Als vertaler effectief functioneren in een multidisciplinaire en internationale omgeving, zowel zelfstandig als in teamverband, met aandacht voor procesmanagement.
- De afgestudeerde kan zelfstandig en in een multidisciplinaire omgeving werken. Hij/zij beschikt over de vereiste sociale en communicatieve vaardigheden om een leidinggevende of adviserende functie op te nemen in het maatschappelijke en culturele veld, het bedrijfsleven of bij de overheid en zijn/haar kennis inzake gender en diversiteit te valoriseren.
- Het maatschappelijk belang van de Afrika-studie onderkennen.
- De maatschappelijke rol van archeologen onderkennen.
- De maatschappelijke (economisch, sociaal, cultureel) en existentiële consequenties en releventie van wijsgerige, ethische en moraalwetenschapelijke en verwante kennis appreciëren.
- Zich bewust zijn van het wetenschappelijke ethos.
- Beleidsrelevantie en -implicaties van archeologische keuzen naar waarde schatten.
- Maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel tonen en getuigen van cultuurgevoeligheid en respect voor diversiteit.
- Getuigen van cultuurgevoeligheid en inzicht in de interculturele en Noord-Zuid problematieken.
- De evolutie begrijpen en kunnen inschatten van de moderne archeologie en het veranderend professionele bestel.
- Wetenschappelijk correct uitvoeren van archeologisch veldwerk (prospectie, opgravingen) en van materiaalregistratie.
- Internationale structuren en ontwikkelingen, maatschappelijke fenomenen en beeldvorming over Afrika en haar diaspora adviserend dan wel gezaghebbend kunnen duiden.
- Deontologisch verantwoord durven bijdragen aan archeologisch patrimoniumbeheer, collectiebeleid en veldonderzoek in de breedste zin.
- Maatschappelijke (economisch, sociaal, cultureel) en levensbeschouwelijke aspecten integreren in het eigen moraalwetenschappelijk en praktisch-ethisch studiewerk.
- Zich bewust zijn van de dialectische relatie tussen het maatschappelijk en wetenschappelijk veld.
- Kritisch deelnemen aan de beleidsvorming en planologie bij archeologisch onderzoek en erfgoedmanagement.
- Maatschappelijke verantwoordelijkheidszin, engagement, cultuurgevoeligheid en respect voor diversiteit integreren in het moraalwetenschappelijk en ethisch werk.
- Ethische aspecten, maatschappelijke verantwoordelijkheid en engagement integreren in de Afrika-studie, in het bijzonder over de interculturele, postkoloniale en Noord-Zuid problematieken.
- Functioneren in het veranderend professioneel bestel van de archeologie en deontologisch correct inspelen hierop.
- Leiden van archeologisch veldwerk (propsectie, opgravingen) en/of van materiaalstudie.
- De maatschappelijke vooronderstellingen van wetenschappelijke publicaties op het gebied van Oost-Europese talen en culturen door de tijd heen begrijpen en beoordelen.
- De culturele specificiteit en de maatschappelijke gevoeligheden van Oost-Europa inzien.
- Zich bewust zijn van Oost-Europa als een deel van de Europese beschaving en de diversiteit van Oost-Europa (Slavisch en niet-Slavisch) erkennen.
- Eigen gedrag aanpassen vanuit inzichten in andere culturen, geschiedenis, politiek en economie.
- Cultuurgevoeligheid en respect voor diversiteit in het wetenschappelijk werk integreren.
- Zich bewust zijn van het eventuele tijds- en maatschappijgebonden karakter van literaire fenomenen (bijv. bepaalde opvattingen over literatuur, …).
- Zich bewust zijn van, en waar nodig rekening houden met, de mogelijke maatschappelijke impact van bepaalde literaire opvattingen of bevindingen (bijv. de status van literatuur en literatuuropvattingen in het culturele veld, het geconstrueerde karakter van maatschappelijke identiteiten, etc…).
- Ethische normen respecteren bij het wetenschappelijke werk in de letterkunde (bijv. tolerante houding ten aanzien van maatschappelijke problemen, beloofde anonimiteit aan informanten respecteren, respect betonen voor intellectueel eigendom van anderen, discretie bij het opstellen van beleidsgerichte rapporten voor een stage-instelling).
- Getuigen van een beroepsethische attitude in de omgang met kunst- en cultuurobjecten.
- De maatschappelijke verantwoordelijkheid van kunstwetenschappers onderkennen.
- Maatschappelijke ontwikkelingen in de culturele en creatieve sector identificeren, verklaren en evalueren.
- Overheidsbeleid inzake cultuur (m.b.t. de gekozen major) identificeren, verklaren en evalueren.
- Maatschappelijke relevantie en consequenties in het eigen onderzoek integreren.
- Beroepsethische en normatieve aspecten integreren in het wetenschappelijke werk.
- Maatschappelijke verantwoordelijkheid en engagement integreren in het wetenschappelijke werk.
- Getuigen van actief engagement in de culturele en creatieve sector en zich daarin flexibel kunnen opstellen.
- Overheidsbeleid inzake cultuur, en vooral m.b.t. de gekozen major, op de voet volgen en zijn professioneel functioneren hiernaar bijsturen.
- Maatschappelijke problemen en hedendaagse opvattingen met de nodige kritische zin en historische achtergrond inschatten.
- Eigentijdse ontwikkelingen interpreteren vanuit een historisch-comparatief perspectief.
- Getuigen van cultuurgevoeligheid en reflectievermogen over continuïteit en verandering in een langetermijnperspectief.
- Maatschappelijke problemen en hedendaagse opvattingen met de nodige kritische zin en historische achtergrond inschatten in wetenschappelijk werk.
- In het eigen wetenschappelijke werk eigentijdse ontwikkelingen kunnen interpreteren vanuit een historisch-comparatief perspectief.
- Cultuurgevoeligheid, respect voor diversiteit en historisch bewustzijn integreren in het wetenschappelijk werk.
- Ethische en normatieve aspecten integreren in het wetenschappelijk werk.
- Maatschappelijke consequenties van het eigen onderzoekswerk inschatten en kritisch evalueren.
- Maatschappelijke verantwoordelijkheid en engagement, cultuurgevoeligheid en respect voor diversiteit integreren in het wetenschappelijk werk.
- Zich bewust zijn van de relevantie van kennis van Oosterse maatschappijen en van het cultuurhistorisch (geschiedkundig, literair, religieus-filosofisch) en maatschappelijk erfgoed voor tal van actuele maatschappelijke problemen, gebeurtenissen, debatten en opinies.
- Zich bewust zijn van het belang van de kennis van de relevante Oosterse talen voor ontsluiting van de context van actuele maatschappelijke problemen, gebeurtenissen, debatten en opinies inzake Oosterse maatschappijen en hun contacten met andere gemeenschappen.
- Ontwikkelingen in de geschiedenis van het bestudeerde vakgebied in de Oosterse Talen en Culturen (Arabistiek en islamkunde, India, China, of Japan) begrijpen.
- Eigen initieel onderzoek in het bestudeerde vakgebied binnen de Oosterse Talen en Culturen (Arabistiek en islamkunde, India, China, of Japan) terugkoppelen naar een ruimere maatschappelijke context, betekenis en relevantie.
- Maatschappelijke consequenties (economisch, sociaal, cultureel) van nieuwe ontwikkelingen in het bestudeerde vakgebied in de Oosterse Talen en Culturen (Arabistiek en islamkunde, India, China, of Japan) analyseren.
- Getuigen van cultuurgevoeligheid en het belang van bruggen slaan tussen culturen appreciëren, en dit uitdragen.
- (Voor trajecten in het doelland: afstudeerrichting China en verblijven in India en Japan) In een Aziatisch land de verworven competenties toepassen.
- Zich op een kritische en constructief-innovatieve wijze bewust zijn van de relevantie van kennis van Oosterse maatschappijen en het cultuurhistorisch (geschiedkundig, maatschappelijk, literair, religieus-filosofisch) erfgoed voor tal van actuele maatschappelijke problemen, gebeurtenissen, debatten en opinies.
- Zich op een kritische en constructief-innovatieve wijze bewust zijn van het belang van de geavanceerde kennis van de relevante talen voor ontsluiting van de context van actuele maatschappelijke problemen, gebeurtenissen, debatten en opinies inzake Oosterse maatschappijen en hun contacten met andere gemeenschappen.
- Relevante ontwikkelingen in de geschiedenis van het bestudeerde vakgebied in de Oosterse Talen en Culturen (Midden-Oosten Studies, India, China, of Japan) in relatie tot hun wetenschappelijke en maatschappelijke complexiteit grondig begrijpen.
- Zelfstandig eigen onderzoek in het bestudeerde vakgebied binnen de Oosterse Talen en Culturen (Midden-Oosten Studies, India, China, of Japan) op genuanceerde wijze terugkoppelen naar een ruimere maatschappelijke context, betekenis en relevantie.
- De maatschappelijke consequenties (economisch, sociaal, cultureel) van relevante nieuwe ontwikkelingen in het bestudeerde vakgebied in de Oosterse Talen en Culturen (Midden-Oosten Studies, India, China, of Japan) in het geheel van hun complexiteit begrijpen.
- Het veranderende statuut van de filosofie binnen de maatschappelijke context historisch duiden.
- De maatschappelijke implicaties van academische filosofische posities en theoriëen inschatten.
- Filosofische vragen identificeren in diverse maatschappelijke debatten en op basis daarvan de ingenomen standpunten interpreteren.
- De mogelijkheden en beperkingen begrijpen voor filosofie om binnen de hedendaagse maatschappelijke context een positie in te nemen.
- De maatschappelijke implicaties van academische filosofische posities en theoriëen integreren in de eigen positiebepaling.
- Filosofische vaardigheden en technieken gebruiken buiten het academische milieu, bijvoorbeeld in maatschappelijke debatten.
- Zich bewust zijn van de waarden en normen waarop wetenschappers hun werk baseren.
- Op een verantwoorde en doordachte manier omgaan met wetenschappelijke en andere bronnen, met respect voor intellectueel eigendom van anderen.
- Oog hebben voor maatschappelijke vragen, en het nut van het vakgebied daarin.
- Getuigen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel, cultuurgevoeligheid en inzicht in de interculturele dynamiek.
- Ethische en normatieve aspecten integreren in het wetenschappelijk werk.
- Maatschappelijke consequenties van het eigen onderzoekswerk inschatten en kritisch evalueren.
- Maatschappelijke verantwoordelijkheid en engagement, cultuurgevoeligheid en respect voor diversiteit integreren in het wetenschappelijk werk.
- Zichzelf voorbereiden op de arbeidsmarkt en o.a. zichzelf profileren naar de arbeidsmarkt om gerichter een plaats als beginnend professional in de samenleving te kiezen.
- Inzicht hebben in maatschappelijke tendensen die impact hebben op het bedrijfsleven en op bedrijfscommunicatie in het bijzonder.
- Maatschappelijke evoluties, innovaties en tendensen integreren in probleemoplossend denken, in het bijzonder op het vlak van de bedrijfscommunicatie.
- Zich bewust zijn van de waarden en normen waarop wetenschappers hun werk baseren, met respect voor de intellectuele eigendom van anderen.
- Vanuit de verworven competenties correct en tactvol handelen in diverse communicatieve situaties, steunend op inzicht in gelijkenissen, verschillen en interacties tussen culturen.
- Deontologische en ethische aspecten van onderzoek onderkennen en in overeenstemming daarmee handelen.
- Taal- en cultuurgevoeligheid en respect voor diversiteit integreren in het wetenschappelijk werk, de professionele omgeving en het maatschappelijk debat.
- Deontologische en ethische aspecten van onderzoek onderkennen en in overeenstemming daarmee handelen.
- Taal- en cultuurgevoeligheid en respect voor diversiteit integreren in het wetenschappelijk werk, de professionele omgeving en het maatschappelijk debat.
- Deontologische en ethische aspecten van onderzoek onderkennen en in overeenstemming daarmee handelen.
- Taal- en cultuurgevoeligheid en respect voor diversiteit integreren in het wetenschappelijk werk, de professionele omgeving en het maatschappelijk debat.
- De afgestudeerde staat open voor de multiculturele context en kan op een geëngageerde en verantwoordelijke wijze omgaan met complexe problemen van sociale ongelijkheid en discriminatie.
- De afgestudeerde staat open voor nieuwe theoretische en wetenschappelijke inzichten en is bereid om deze kritisch te toetsen aan en integreren in professionele ervaringen.
- Inzicht hebben in de manier waarop historisch wetenschappelijk onderzoek functioneert en georganiseerd is.
- Inzicht hebben in het functioneren van aanverwante humane en sociale wetenschappen.
- Zelfstandig historisch onderzoek verrichten en zich inpassen in een groep die historisch-wetenschappelijk onderzoek verricht.
- Zich aan interdisciplinaire en multidisciplinaire gespecialiseerde beroepssituaties aanpassen.
- In een verscheidenheid aan contexten problemen detecteren en analyseren.
- In een verscheidenheid van multidisciplinaire gespecialiseerde beroepssituaties zelfstandig functioneren.
- Zelfstandig wijsgerig onderzoek verrichten en zich inpassen in een groep die wijsgerig onderzoek verricht.
- Schriftelijke en mondelinge communicatie adequaat interpreteren, analyseren, beoordelen en corrigeren, met inbegrip van boodschappen van gespecialiseerde aard.
- Teksten zelfstandig redigeren in de bestudeerde talen en deze kritisch evalueren met verantwoording van de tekstsoort aangepast aan doel, publiek en medium.
- Zich in complexe communicatieve situaties mondeling en schriftelijk uitdrukken in de bestudeerde talen aangepast aan doel, publiek en medium.
- Zelfstandig teksten van gemiddelde moeilijkheidsgraad vertalen vanuit de vreemde taal in het Nederlands en, mondeling en schriftelijk, inhoudelijk correct vertalen vanuit het Nederlands in de vreemde taal.
- Relevante woordenboeken, naslagwerken, en elektronische hulpmiddelen kennen, efficiënt en adequaat gebruiken en kritisch evalueren.
- Het nut van informaticatoepassingen op het gebied van taal, vertalen en communicatie inschatten en ze adequaat inzetten.
- Uit twee vreemde talen naar het Nederlands en omgekeerd (gesproken) teksten uit diverse professionele omgevingen accuraat mondeling vertalen (vertaling van het blad/consecutief/fluistertolken) in een context van gesprekstolken (sociaal, gerecht, bedrijf …).
- Bij het tolkproces adequaat een geavanceerde contrastieve taalkennis op verschillende niveaus (lexicaal, grammaticaal, tekstueel, pragmatisch) toepassen.
- Bij het tolkproces adequaat een geavanceerde encyclopedische, thematische, culturele en interculturele kennis toepassen.
- Tijdens het tolkproces de interactie tussen de gesprekspartners op efficiënte wijze mee helpen beheren en het communicatieproces aansturen.
- Relevante probleemoplossende strategieën toepassen – o.a. voorbereiding (inhoudelijk, taalkundig, cultureel) op een tolkopdracht, monitoring van de eigen tolkprestatie, zelfevaluatie – om de eigen effectiviteit te verbeteren.
- Bij het tolken adequaat gebruik maken van de klassieke en elektronische hulpbronnen en technologische hulpmiddelen.
- De verworven kennis van de tolkbranche en van de deontologie van de tolk toepassen bij het uitoefenen van het beroep.
- In de context van communicatiestrategieën van organisaties effectieve schriftelijke en mondelinge communicatie verzorgen zowel in het Nederlands als in twee vreemde talen.
- Bij het communicatieproces adequaat gebruik maken van een gevorderd inzicht in de rol van contextuele variabelen, tekstsoorten en tekststrategieën.
- Adequaat gebruik maken van de verworven inzichten in de communicatie van organisaties.
- Bij het communicatieproces adequaat gebruik maken van een geavanceerde contrastieve talenkennis op verschillende niveaus (lexicaal, grammaticaal, tekstueel, pragmatisch).
- Bij het communicatieproces adequaat gebruik maken van een geavanceerde encyclopedische, thematische en culturele kennis, en van een geavanceerd begrip van interculturele factoren.
- Bij het communicatieproces adequaat gebruik maken van de klassieke en elektronische hulpbronnen, evenals van specifieke technologische hulpmiddelen.
- Het communicatieproces via een goede planning en een adequaat stress- en tijdsmanagement stipt beheren, zowel zelfstandig als in teamverband.
- Algemene en gespecialiseerde teksten uit twee vreemde talen vertalen naar het Nederlands (en vice versa) en vertalingen reviseren.
- Bij het vertalen adequaat een geavanceerde contrastieve taalkennis op verschillende niveaus (lexicaal, grammaticaal, tekstueel, pragmatisch) toepassen.
- Bij het vertalen adequaat een geavanceerde encyclopedische, thematische, culturele en interculturele kennis toepassen.
- Bij het vertalen adequaat gebruik maken van de klassieke en elektronische hulpbronnen en specifieke technologische hulpmiddelen.
- Adequaat de verworven kennis van de vertaalmarkt en van de deontologie van de vertaler toepassen bij het uitoefenen van het beroep van vertaler.